Door zoon en zijn gezin bewoond gedeelte wordt niet aangemerkt als eigen woning van vader

CasusVader V is eigenaar van een onroerende zaak met daarop een vrijstaande woonboerderij en een vrijstaand woonhuis. De onroerende zaak is voor 50% eigendom van V en voor 50% eigendom van zijn ex-echtgenote. V woont in de woonboerderij. Het woonhuis wordt bewoond door zoon Z met zijn gezin.V merkt de onroerende zaak aan als één eigen woning in de zin van art. 3.111 Wet IB 2001 en brengt de totaal verschuldigde rente op de voor de onroerende zaak aangegane hypothecaire geldlening…