Kettingbeding houdt geen zelfstandige en rechtstreekse verplichting in waarop derden een beroep kunnen doen

X is eigenaar van een woning op een recreatiepark, waar vereniging A de belangen van de eigenaren van bevordert. De koopovereenkomst van de woning - waarbij A geen partij is - bepaalt dat X verplicht is de woning via A te verhuren en deze bepaling via een kettingbeding aan zijn rechtsopvolgers op te leggen. Het Hof oordeelt dat er geen sprake is van een kwalitatieve verplichting, omdat de verplichting geen betrekking heeft op iets te dulden of niet te doen. Het kettingbeding is geen derdenbeding waarop A een afdwingbare verplichting jegens X kan doen gronden.