Het Didam-arrest: een steen in de rustige vijver van art. 3:14 BW
Op 26 november 2021 wees de Hoge Raad een arrest dat grote gevolgen heeft voor de civiele rechtspraktijk in het algemeen en voor de vastgoedpraktijk in het bijzonder. Dit arrest staat bekend als het ‘Didam-arrest’, soms ook aangeduid als ‘Becedo/gemeente Montferland’.
Vanaf 2022 ontstond - naar aanleiding van het Didam-arrest - een stroom van uitspraken van lagere rechters. Het zijn veelal uitspraken in kort geding, aangespannen tegen overheidslichamen, waarbij wordt gesteld dat het overheidslichaam heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in art. 3:14 BW en met de door de Hoge Raad gegeven rechtsregels uit het Didam-arrest, welke rechtsregels voornamelijk zijn geënt op het (publiekrechtelijke) gelijkheidsbeginsel.
In dit artikel wordt ingegaan op het Didam-arrest, op de meest in het oog springende ‘Didam-uitspraken’ van lagere rechters en wordt de actuele stand van zaken geschetst, waarbij van belang is dat de Hoge Raad naar verwachting prejudiciële vragen zal beantwoorden en zich daarnaast in cassatie in de bodemprocedure opnieuw zal uitspreken over de ‘Didam-casus’.
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.