Geen halvering meerinbreng wanneer ongehuwden in huwelijk treden

M en V zijn in 2018 gehuwd zonder het opmaken van huwelijkse voorwaarden. Voor het aangaan van het huwelijk hebben zij gezamenlijk een woning verkregen, waarin zij beiden met privévermogen hebben geïnvesteerd op grond waarvan over en weer vergoedingsrechten zijn ontstaan. De vraag is of de met de vergoedingsrechten corresponderende schulden in de huwelijksgoederengemeenschap zijn gevallen toen zij gingen trouwen, hetgeen per saldo tot het halveren van de vergoedingsrechten zou leiden. De Hoge Raad oordeelt dat indien een goed de echtgenoten al vóór het huwelijk gezamenlijk toebehoorde en de ene echtgenoot ook al vóór het huwelijk een vordering op de andere heeft verkregen in verband met een vermogensverschuiving bij de verkrijging van dat goed of de aflossing van een in verband met dat goed aangegane schuld, de met die vordering corresponderende schuld niet op grond van art. 1:94 lid 7 BW in de huwelijksgemeenschap valt. Een meerinbreng halveert dus niet als partners gaan trouwen zonder het opmaken van huwelijkse voorwaarden.