Afwijking van artikel 1:100 BW moet bij notariële akte wanneer echtscheiding niet aanstaande is

M en V zijn in 1994 gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. In 2021 eindigt hun huwelijk door echtscheiding. In geschil is of gedane investeringen moeten worden meegenomen in de berekening van de overwaarde van de echtelijke woning. Volgens M is dit het geval, omdat partijen in 2016 mondeling zijn overeengekomen dat de inbreng buiten de gemeenschap zou vallen.
Het Hof overweegt dat afwijking van art. 1:100 lid 1 BW slechts mogelijk is voor zover afspraken - die niet al zijn vastgelegd in huwelijkse voorwaarden - zijn gemaakt in het zicht van echtscheiding. Voor zover al overeenstemming zou zijn bereikt tussen M en V in 2016, is pas drie jaar later een verzoek tot echtscheiding ingediend. De vormvereisten van art. 1:115 BW zijn niet nageleefd, waardoor M en V ieder een gelijk aandeel hebben in de ontbonden gemeenschap.