Berekening van successierecht over nadere verkrijging wegens fideï-commissaire making

In 1999 is X overleden. Y, de echtgenote van X, erft onder de last hetgeen onverteerd is gebleven bij haar overlijden aan K cs. uit te keren. Y overlijdt in 2007. In geschil is de vraag hoe het verschuldigde successierecht over de ‘nadere verkrijging’ van K cs. in 2007 moet worden berekend. De inspecteur heeft het verschuldigde recht berekend volgens de evenredigheidsmethode. Deze rekenmethodiek houdt in dat de over de totale verkrijging verschuldigde belasting (berekend naar de vrijstellingen en het tarief in 2007) naar evenredigheid wordt toegerekend aan de verkrijging in 1999 en de verkrijging in 2007. De Rechtbank en het Hof oordelen dat deze berekeningswijze juist is. Dat bij deze rekenmethode de verkrijgingen als één belaste verkrijging worden behandeld, rekening wordt gehouden met het eenmalig toepassen van de vrijstellingen en het progressief karakter van het tarief over de verkrijging, is in overeenstemming met de wet. De Hoge Raad bevestigt de uitspraken van het Hof en verklaart het beroep van K cs. ongegrond.