Het bewijsvermoeden bij een niet-uitgevoerde periodieke verrekenplicht
Voor de beantwoording van de vraag of ingevolge art. 1:141 BW de waarde van de aandelen verrekend moet worden is bepalend of de volstorting van deze aandelen heeft plaats gevonden met inkomen dat verrekend moest worden. Met toepassing van het in art. 1:141 lid 3 BW opgenomen bewijsvermoeden is vastgesteld dat de financiering van de aandelen inderdaad met overgespaarde (en niet met de vrouw verrekende) inkomsten van de man heeft plaatsgevonden.
Instantie | Hoge Raad |
Uitspraakdatum | 08-06-2012 |
ECLI | ECLI:NL:HR:2012:BV9605 |
Zaaknummer | 11/03261 |
Bijzondere kenmerken | Cassatie |
Download | |
Vindplaatsen | |
|
Voor de beantwoording van de vraag of ingevolge art. 1:141 BW de waarde van de aandelen verrekend moet worden is bepalend of de volstorting van deze aandelen heeft plaats gevonden met inkomen dat verrekend moest worden. Met toepassing van het in art. 1:141 lid 3 BW opgenomen bewijsvermoeden is vastgesteld dat de financiering van de aandelen inderdaad met overgespaarde (en niet met de vrouw verrekende) inkomsten van de man heeft plaatsgevonden. 8 juni 2012 Eerste Kamer 11/03261 EV/AS Hoge Raad…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleGerelateerde wetstoelichtingen
Herbelegging te verrekenen vermogen (art. 1:136 BW)
Verrekening saldo (art. 1:141 BW)