BOR kon worden toegepast op de uitbreiding van deelnemingen in buitenlandse vennootschappen

Tot de nalatenschap van erflaatster (E) behoren aandelen van A BV. A BV bezit alle aandelen van B BV, die op haar beurt belangen heeft in andere buitenlandse vennootschapen. De Rechtbank oordeelt dat de BOR ook kan worden toegepast op de uitbreiding van de deelnemingen van B BV in de twee buitenlandse vennootschappen binnen het jaar voor het overlijden van E. Het ondernemingsvermogen van B BV moet aan A BV worden toegerekend (art. 35c lid 5 SW). B BV drijft gedurende meer dan één jaar voor het overlijden van E een materiële onderneming. Vaststaat dat dit één objectieve onderneming is en dat de uitgebreide belangen behoren tot het ondernemingsvermogen van deze onderneming. Omdat sprake is van één objectieve onderneming, geldt voor de uitbreiding van de belangen in de twee buitenlandse vennootschappen geen afzonderlijke bezitstermijn (Hoge Raad 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:647).

Verder oordeelt de Rechtbank dat een deel van de liquide middelen en effecten op de balans van A BV voor de toepassing van de BOR kwalificeert als ondernemingsvermogen in de zin van art. 35c lid 1 onder C SW. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de gelden die beschikbaar worden gehouden voor toekomstige overnames en investeringen, worden aangehouden ter versteviging van de door B BV gedreven onderneming.