Constructie om zesmaandstermijn op te rekken mislukt
A houdt alle aandelen in D BV en D BV op haar beurt in X BV. A is (indirect) bestuurder van beide vennootschappen. A laat zijn vennootschap D BV in 2007 een koopovereenkomst sluiten met de heer E betreffende een onroerende zaak. Het is de bedoeling om dit pand binnen zes maanden door te verkopen. Omdat A voorziet dat dit laatste niet zal lukken, wordt een constructie bedacht om de zesmaandstermijn op te rekken. In de koopvereenkomst wordt een recht van wederinkoop opgenomen waarin E het recht voorbehoudt om gedurende vijf jaar de koopovereenkomst te ontbinden onder restitutie van de koopprijs. De onroerende zaak wordt in 2007 geleverd aan X BV voor € 1,2 miljoen. Bovendien wordt een aanvullende akte aanvulling recht van wederinkoop opgemaakt, waaruit blijkt dat de wederinkoop puur voor fiscale redenen is overeengekomen en het recht om de wederinkoop uit te oefenen alleen kan plaatsvinden op initiatief van de koper. Deze akte wordt niet ter registratie aangeboden.
Een jaar later verkoopt X BV de onroerende zaak aan Stichting Fvoor € 1,5 miljoen. In 2009 wordt de onroerende zaak teruggeleverd aan de heer E en direct daarna wordt de onroerende zaak geleverd aan Stichting F. De notaris (N) heeft namens X BV een verzoek tot teruggaaf van overdrachtsbelasting ingediend betreffende de levering in 2007 welke teruggaaf wordt verleend. In 2012 is echter een derdenonderzoek ingesteld en naar aanleiding daarvan heeft de Inspecteur een naheffingsaanslag met een vergrijpboete van 50% opgelegd. In geschil is of de boete terecht is opgelegd en of deze terecht aan A is opgelegd.
Voor de rechtvaardiging van de boete stelt de Inspecteur dat sprake is van voorwaardelijk opzet bij X BV. Volgens X BV lag het initiatief bij N en kan eventueel opzet van N niet aan haar worden toegerekend. De Rechtbank is echter van mening dat het feit dat de constructie is opgezet om belasting te besparen in weerwil van de juridische belemmeringen en het feit dat A onjuiste informatie heeft verstrekt aan de Inspecteur maakt dat A moet hebben begrepen dat sprake was van een situatie waarin te weinig overdrachtsbelasting is betaald dan wel ten onrechte teruggaaf is verzocht. De Rechtbank is van mening dat bij A sprake is van voorwaardelijk opzet en dat X BV kan worden aangemerkt als functioneel dader op grond van de Ijzerdraadcriteria aangezien A als bestuurder heeft gehandeld voor X BV (Hoge Raad 23 februari 1954, NJ 1954, 378). Zodoende wordt het voorwaardelijk opzet van A aan X BV toegerekend zodat X BV zelf opzet is te verwijten.
Instantie | Rechtbank Gelderland |
Uitspraakdatum | 24-12-2015 |
ECLI | ECLI:NL:RBGEL:2015:8113 |
Zaaknummer | AWB - 15 _ 649 |
Bijzondere kenmerken | Eerste aanleg - meervoudig |
Vindplaatsen | |
|
A houdt alle aandelen in D BV en D BV op haar beurt in X BV. A is (indirect) bestuurder van beide vennootschappen. A laat zijn vennootschap D BV in 2007 een koopovereenkomst sluiten met de heer E betreffende een onroerende zaak. Het is de bedoeling om dit pand binnen zes maanden door te verkopen. Omdat A voorziet dat dit laatste niet zal lukken, wordt een constructie bedacht om de zesmaandstermijn op te rekken. In de koopvereenkomst wordt een recht van wederinkoop opgenomen waarin E het recht…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.