HR: samenstel van rechtshandelingen duidt op bedoeling tegenprestatie voor pand ten laste van privévermogen man te doen komen
M en V zijn in 1989 gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. In 1993 heeft M van zijn ouders een schuur gekocht voor fl. 52.000 en de schuur is op dezelfde dag aan M geleverd. Op de dag van levering is de koopprijs omgezet in een geldlening, waarop direct fl. 34.996 is kwijtgescholden onder een uitsluitingsclausule. Drie maanden later gaan M en V een hypothecaire lening aan om de schuur tot een woning te verbouwen. In 2008 eindigt het huwelijk van M en V door echtscheiding. M stelt dat de woning behoort tot zijn privévermogen, volgens V valt de woning in de gemeenschap van goederen.
Hof Den Bosch oordeelt dat, nu de levering, de lening en de gedeeltelijke kwijtschelding gelijktijdig zijn gebeurd, de tegenprestatie niet ten laste van de huwelijksgemeenschap maar ten laste van het privévermogen van M is gekomen. Met toepassing van art. 1:124 lid 2 BW oud (zaaksvervanging vindt plaats als de koopsom voor meer dan 50% met privé middelen is voldaan), komt het Hof tot de conclusie dat de woning niet in de gemeenschap valt.
Volgens de Hoge Raad geeft dit oordeel van het Hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het samenstel van gelijktijdig verrichte rechtshandelingen strekte er volgens het Hof toe om de tegenprestatie voor de overdracht van het perceel aan M ten laste van diens privévermogen te laten komen. Het middel dat gericht was tegen de analoge toepassing van art. 1:124 lid 2 (oud) BW dat tot 1 januari 2012 gold voor de gemeenschap van vruchten en inkomsten, faalt. De eerste zin van art. 1:95 lid 1 BW komt inhoudelijk overeen met art. 1:124 lid 2 (oud) BW. Voor deze eerste zin is geen overgangsrecht vastgesteld, de bepaling had in zoverre onmiddellijke werking. Met verwijzing naar de Memorie van Toelichting oordeelt de Hoge Raad dat het Hof, gezien het feit dat de koopsom voor het perceel voor meer dan de helft ten laste van het privévermogen van M is gekomen, terecht heeft geconcludeerd dat het perceel geen deel uitmaakt van de huwelijksgemeenschap.
Instantie | Hoge Raad |
Uitspraakdatum | 01-05-2015 |
ECLI | ECLI:NL:HR:2015:1199 |
Zaaknummer | 14/03358 |
Bijzondere kenmerken | Cassatie ; Beschikking |
Vindplaatsen | |
|
M en V zijn in 1989 gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. In 1993 heeft M van zijn ouders een schuur gekocht voor fl. 52.000 en de schuur is op dezelfde dag aan M geleverd. Op de dag van levering is de koopprijs omgezet in een geldlening, waarop direct fl. 34.996 is kwijtgescholden onder een uitsluitingsclausule. Drie maanden later gaan M en V een hypothecaire lening aan om de schuur tot een woning te verbouwen. In 2008 eindigt het huwelijk van M en V door echtscheiding. M stelt dat de…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.