Executeur aansprakelijk voor niet betaalde successierecht nu hij de aangifte heeft ondertekend in die hoedanigheid

C is executeur inzake de nalatenschap van A die in 2002 is overleden. In haar testament heeft A Stichting X (een ANBI) tot enig erfgenaam benoemd. In 2003 wordt aangifte successierecht gedaan, de aangifte is mede ondertekend door C. Na een boekenonderzoek in 2007 wordt de ANBI-status van Stichting X met terugwerkende kracht ingetrokken en legt de Inspecteur een navorderingsaanslag op. Nadat betaling ondanks een aanmaning uitblijft, stelt de Ontvanger C aansprakelijk voor het niet betaalde successierecht. C stelt dat hij niet aansprakelijk is, omdat hij de aangifte niet in de hoedanigheid van executeur heeft ondertekend.
Het Hof toetst aan de hand van het civiele recht of C ten tijde van het doen van de aangifte nog als executeur was aan te merken en of hij de aangifte in die hoedanigheid heeft ondertekend. Volgens het Hof kan er geen datum worden aangewezen voor het moment waarop de aangifte is gedaan, waarop C zijn werkzaamheden als executeur heeft voltooid en daarmee zijn taak heeft beëindigd. Ten tijde van de aangifte was C nog in functie van executeur. Gelet op de betrokkenheid van C bij de afwikkeling van de nalatenschap en zijn fiscale kennis, oordeelt het Hof dat de Ontvanger aannemelijk heeft gemaakt dat C de aangifte successierecht in zijn hoedanigheid van executeur heeft ondertekend. Het Hof oordeelt dat de Ontvanger C terecht aansprakelijk stelt op grond van art. 47 Inv.