Geen geruisloze terugkeer omdat geen sprake is van een materiële onderneming

X BV verhuurt ongeveer 1.100 garageboxen en 57 bedrijfsruimten met een geschatte waarde van € 10.000.000. Alle aandelen in X BV worden gehouden door M en zijn echtgenote V.  X BV heeft verzocht om geruisloze terugkeer als bedoeld in art. 14c Wet Vpb. Dat verzoek wordt afgewezen.
Geschil bestaat over de vraag of X BV een materiële onderneming drijft als bedoeld in art. 3.2 Wet IB 2001 en dat de activiteiten worden aangemerkt als meer dan normaal actief vermogensbeheer. De Rechtbank oordeelt dat de exploitatie van onroerende zaken een materiële onderneming vormt als, ten eerste, de aard en de omvang van de werkzaamheden meer omvatten dan bij normaal actief vermogensbeheer gebruikelijk is en, ten tweede, de werkzaamheden ten doel hebben het behalen van voordeel dat het bij normaal vermogensbeheer opkomende rendement te boven gaat. Uitgaande van een nettoresultaat van € 270.000 en een waarde van het vastgoed van € 10.000.000 bedraagt het rendement slechts 2,7%. De Rechtbank oordeelt dat de verhuur van 1.100 garageboxen evident meer werk genereert dan de verhuur van slechts een of enkele garageboxen doch dat niet is gebleken dat de aard van de werkzaamheden in het geval van X BV substantieel anders is dan bij de verhuur van slechts enkele garageboxen. De enkele omvang van de vastgoedportefeuille kan niet tot de conclusie leiden dat sprake is van een materiële onderneming. Projectontwikkeling is binnen het geheel van activiteiten zodanig incidenteel dat niet kan worden gezegd dat deze activiteit binnen een materiële onderneming heeft plaatsgevonden. Ook is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat X BV met de activiteiten ten doel heeft een hoger rendement te behalen dan gebruikelijk is bij normaal vermogensbeheer en dat zij dat ook daadwerkelijk heeft gerealiseerd.