Geen halvering meerinbreng wanneer ongehuwden in huwelijk treden
M en V zijn in 2018 in wettelijke gemeenschap van goederen gehuwd. Voordien verkregen zij gezamenlijk een woning, waarin zij beiden met privévermogen hebben geïnvesteerd. V heeft meer ingebracht dan M. Het Hof overweegt dat wanneer de schuld van M aan V op grond van art. 1:94 lid 7 BW tot de huwelijksgemeenschap zou gaan behoren, dit tot gevolg heeft dat de draagplicht van M in de onderlinge verhouding met V voor de helft wordt verminderd. Deze halvering van de meerinbreng strookt volgens het Hof niet met de bedoeling van de wetgever. De wetgever beoogde met het invoeren van de beperkte wettelijke gemeenschap de noodzaak van het maken van huwelijkse voorwaarden juist te verminderen.
Instantie | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden |
Uitspraakdatum | 27-02-2024 |
ECLI | ECLI:NL:GHARL:2024:1409 |
Zaaknummer | 200.326.036 |
Bijzondere kenmerken | Hoger beroep |
Vindplaatsen | |
|
M en V zijn in 2018 in wettelijke gemeenschap van goederen gehuwd. Voordien verkregen zij gezamenlijk een woning, waarin zij beiden met privévermogen hebben geïnvesteerd. V heeft meer ingebracht dan M. Het Hof overweegt dat wanneer de schuld van M aan V op grond van art. 1:94 lid 7 BW tot de huwelijksgemeenschap zou gaan behoren, dit tot gevolg heeft dat de draagplicht van M in de onderlinge verhouding met V voor de helft wordt verminderd. Deze halvering van de meerinbreng strookt…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.