Golfbaan leent zich voor zelfstandig gebruik en kwalificeert niet als bebouwing of erbij behorend terrein

In 2018 heeft Hof Den Bosch (na verwijzing als derde hof) geoordeeld dat de verkrijging van percelen met de bestemming om daarop een golfbaan aan te leggen, is belast met overdrachtsbelasting en niet met omzetbelasting; er is geen sprake van een bouwterrein. Een golfbaan leent zich voor zelfstandig gebruik, omdat objectief bezien golfsport zonder clubhuis kan worden beoefend. Vervolgens is het Hof ingegaan op de vraag of de golfbaan kwalificeert als een gebouw (in dat geval kan sprake zijn van een bouwterrein) of kwalificeert als een ''erbij behorend terrein'' in de zin van de Wet OB. Ondanks dat de diverse op het terrein aangebrachte zaken zijn aan te merken als bebouwing, is sprake van onbebouwde grond en dus geen gebouw, omdat deze zaken dienstbaar zijn aan onbebouwde grond dan wel eenvoudig zijn te verplaatsen of te verwijderen, en een uiterst klein oppervlakte van de percelen beslaan. Ook is geen sprake van een erbij behorend terrein, omdat de percelen niet dienstbaar zijn aan een gebouw. De levering van de percelen is vrijgesteld van omzetbelasting.
De Hoge Raad heeft het cassatieberoep afgedaan onder verwijzing naar art. 81 RO.