HR (Maasdriel): definitie ?bouwterrein? in art. 11 lid 4 Wet OB in strijd met BTW-richtlijn

X koopt een perceel met daarop een voormalige bibliotheek en een openbaar, bestraat parkeerterrein. De koopovereenkomst bepaalt dat de feitelijke levering van het verkochte zal geschieden in bouwrijpe staat. Verkoper Y verzorgt de sloop van het bestaande gebouw en de verwijdering van de bestrating. Op het moment van levering was het gebouw gesloopt, het parkeerterrein was echter nog in gebruik, de bestrating was nog niet verwijderd en er was nog geen bouwvergunning verleend. Het Hof oordeelde dat de verkoper onbebouwde grond heeft geleverd, aangezien het gebouw ten tijde van de levering reeds is gesloopt en partijen waren overeengekomen dat de bestrating van het parkeerterrein na de levering voor rekening van de verkoper zou worden verwijderd. Maar het Hof oordeelde ook dat geen sprake was van een bouwterrein ex art. 11 lid 4 Wet OB, omdat geen bewerkingen aan de grond hebben plaatsgevonden. Naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Hoge Raad oordeelt het Hof van Justitie EU dat de levering van onbebouwde, maar voor bebouwing bestemde grond belast is met BTW, zelfs indien er ten tijde van de levering nog geen voorzieningen zijn getroffen, anders dan de sloop van het bedrijfsgebouw. Wel is van belang dat een en ander met objectieve gegevens kan worden onderbouwd. Naar aanleiding van het oordeel van het Hof van Justitie EU, handhaaft de Hoge Raad niet langer zijn rechtsopvatting dat bij gehele sloop van een gebouw de vrijkomende grond eerst dan kan worden aangemerkt als bouwterrein, indien na de sloop van het gebouw bewerkingen aan de grond hebben plaatsgevonden met het oog op nieuwe bebouwing (Hoge Raad 10 augustus 2001, nr 36686, LJN AB3243). Het perceel was ten tijde van de levering bestemd om te worden bebouwd, zodat het perceel als een bouwterrein moet worden aangemerkt. De levering is van rechtswege belast met btw en vrijgesteld van overdrachtsbelasting.