Ik-opa-last wordt bij overlijden vader belast als fictieve verkrijging op grond van art. 10 SW

Opa (O) overlijdt in 1999. In zijn testament is een ik-opa-lastbepaling opgenomen. Zoon (Z) erft van O onder de last een bedrag schuldig te erkennen aan zijn kinderen. Z overlijdt in 2010. Een van de kinderen neemt het standpunt in dat de ik-opa-last als een legaat moet worden aangemerkt en daarom belast is conform art. 10 lid 9 SW. De Inspecteur meent echter dat art. 10 lid 1 SW van toepassing is.
De Rechtbank is van mening dat de ik-opa-last onder art. 10 lid 1 SW valt en niet tevens onder art. 10 lid 9 SW. Door de woorden ‘het eerste lid is mede van toepassing indien’ volgt dat lid 9 ervoor zorgt dat wanneer lid 1 niet direct van toepassing is, het bepaalde in art. 10 lid 1 SW alsnog van toepassing is wanneer is voldaan aan de omschrijving in lid 9. Verder verwijst de Rechtbank naar Hoge Raad 19 juni 2006 (nr 08/01165, ECLI:NL:HR:2009:BG6455), in welke uitspraak werd bepaald dat zowel de aanvaarding van een legaat als de uitvoering van een last als rechtshandeling in de zin van art. 10 SW zijn aan te merken. De Rechtbank licht toe dat in het onderhavige geval die rechtshandeling bestaat uit de aanvaarding van de erfenis van O door Z. Door die aanvaarding wordt tevens de last aanvaard en wordt voldaan aan het vereiste met betrekking tot de rechtshandeling in art. 10 lid 1 SW en wordt niet meer toegekomen aan lid 9.
Met betrekking tot de omvang van de nalatenschap moet worden uitgegaan van het saldo van de nalatenschap, waarbij rekening wordt gehouden met het nominale bedrag van de ik-opa-last.