Kennisbank voor het notariaat

Kennelijk onbehoorlijk bestuur door bekrachting van rechtshandelingen BV i.o.

Een BV wordt vijf maanden na de oprichting failliet verklaard. Bij de oprichting van de BV zijn de rechtshandeling verricht voor de BV i.o. bekrachtigd door enig bestuurder A. De rechtshandelingen die zijn bekrachtigd, zijn aangegaan door A en (medeoprichter) B. A en B worden door curator (C) verweten de BV kennelijk onbehoorlijk te hebben bestuurd, wat volgens C een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest (art. 2:248 BW). B wordt door C gelijkgesteld met een bestuurder, op grond van art. 2:248 lid 7 BW. In geschil is de vraag of de bekrachtiging gezien kan worden als kennelijk onbehoorlijk bestuur en of B inderdaad als mede-beleidsbepaler aansprakelijk kan worden gesteld.
Het Hof oordeelt dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur en dat dit een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement. Met de bekrachtigingshandelingen heeft de bestuurder de BV is een zodanige slechte positie gebracht, dat voorzienbaar was dat de BV niet zou kunnen voldoen aan deze verplichtingen. Daarmee oordeelt het Hof dat A hoofdelijk aansprakelijk is voor het faillissementstekort. Het Hof oordeelt dat B niet aangemerkt kan worden als mede-beleidsbepaler, als bedoeld in art. 2:248 lid 7 BW, omdat C alleen feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht die betrekking hadden op de situatie van vóór de bekrachtiging van de rechtshandeling. Voor aansprakelijkheid ingevolge art. 2:248 lid 7 BW dient C feiten en omstandigheden van na de oprichting aan te brengen. Daarmee is B niet hoofdelijk aansprakelijk voor het faillissementstekort.

Bekijk samenvatting procedure
Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Uitspraakdatum 20-10-2015
ECLI ECLI:NL:GHARL:2015:7948
Zaaknummer 200.135.239/01
Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
  • AR 2015/2000
  • RI 2016/6
  • RO 2016/1
  • AR 2016/731
  • JONDR 2016/151
  • JOR 2016/56 met annotatie van prof. mr. S.M. Bartman
  • OR-Updates.nl 2015-0356
  • INS-Updates.nl 2015-0346

Een BV wordt vijf maanden na de oprichting failliet verklaard. Bij de oprichting van de BV zijn de rechtshandeling verricht voor de BV i.o. bekrachtigd door enig bestuurder A. De rechtshandelingen die zijn bekrachtigd, zijn aangegaan door A en (medeoprichter) B. A en B worden door curator (C) verweten de BV kennelijk onbehoorlijk te hebben bestuurd, wat volgens C een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest (art. 2:248 BW). B wordt door C gelijkgesteld met een bestuurder, op grond…

Verder lezen?

Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.


Inloggen via Legal Intelligence

Geen inloggegevens?

Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.

Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!

Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.


Gebruikers van Via Juridica

Bekijk alle