Koper mocht op grond van mondelinge overeenkomst redelijkerwijs aannemen dat hij gehele parkeerterrein had gekocht

V heeft met K een mondelinge koopovereenkomst gesloten aangaande een parkeerterrein dat bestond uit twee percelen. De vaste notaris van K heeft daarna de overeenstemming in een schriftelijke koopovereenkomst en leveringsakte vastgelegd, waarin het verkochte is omschreven als ''een parkeerterrein [...] (perceel 1)''. V heeft later een gedeelte van het parkeerterrein (perceel 2) verkocht en geleverd aan een derde. K stelt zich op het standpunt dat hij het gehele parkeerterrein had gekocht. 
Het Hof oordeelt dat bij de uitleg van wat partijen zijn overeengekomen in eerste instantie moet worden gekeken naar hoe partijen onder de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs hun mondelinge overeenstemming hebben mogen begrijpen. Volgens het Hof mocht K erop vertrouwen dat partijen een mondelinge koopovereenkomst hadden gesloten met betrekking tot het gehele parkeerterrein. V heeft aan de inhoud van de akten niet alsnog het vertrouwen kunnen ontlenen dat K kennelijk toch niet het gehele parkeerterrein wenste te kopen.