Niet taalkundige betekenis maar wilsvertrouwensleer bepalend voor uitleg brief
De vraag hoe een brief moet worden uitgelegd, (is al dan niet sprake van een beroep op een ontbindende voorwaarde?) moet volgens de Hoge Raad worden beantwoord aan de hand van de wilsvertrouwensleer (art. 3:33 en 3:35 BW). Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang en komt geen beslissend gewicht toe aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de in de brief gebruikte bewoordingen, ook niet als uitgangspunt.
Instantie | Hoge Raad |
Uitspraakdatum | 24-02-2017 |
ECLI | ECLI:NL:HR:2017:315 |
Zaaknummer | 16/00901 |
Bijzondere kenmerken | Cassatie |
Vindplaatsen | |
|
De vraag hoe een brief moet worden uitgelegd, (is al dan niet sprake van een beroep op een ontbindende voorwaarde?) moet volgens de Hoge Raad worden beantwoord aan de hand van de wilsvertrouwensleer (art. 3:33 en 3:35 BW). Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang en komt geen beslissend gewicht toe aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de in de brief gebruikte bewoordingen, ook niet als uitgangspunt. 24 februari 2017 Eerste Kamer 16/00901 LZ/MD Hoge…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.