Ondernemer is ook belastingplichtig voor bedrijfsvreemde activiteiten

In 1996 heeft A aan de Inspecteur opgaaf gedaan van een startende onderneming en heeft hij zich aangemeld als ondernemer voor de omzetbelasting. Vanaf dat jaar heeft A activiteiten op het gebied van transport verricht. Eveneens in 1996 heeft A een perceel industrieterrein gekocht en de wegens de aankoop verschuldigde omzetbelasting in aftrek gebracht. In 2001 heeft A het perceel verkocht. Blijkens de leveringsakte is de levering belast met omzetbelasting; A heeft echter geen omzetbelasting op aangifte voldaan. In geschil is of A de levering van het perceel als ondernemer in de zin van de Wet OB heeft verricht.
Het Hof oordeelt dat A in 2001 ondernemer in de zin van art. 7 Wet OB was. Omdat vaststaat dat A ondernemer is, moet hij volgens het Hof ook voor elke andere economische activiteit, zelfs die hij incidenteel en zonder verband met zijn transportactiviteiten verricht, als belastingplichtige (ondernemer) worden aangemerkt, mits het een economische activiteit betreft in de zin van art. 9 lid 1 tweede alinea van de Btw-richtlijn (HvJ EU 13 juni 2013, Galin Kostov, C-62/12, ECLI:EU:C:2013:391). Niet in geschil is dat het perceel tegen een niet-symbolische vergoeding is geleverd aan een derde. Dit brengt mee dat de levering van het perceel een economische activiteit is en dat A voor die activiteit als ondernemer in de zin van de Wet OB moet worden aangemerkt.