Voortijdige verrekening uit hoofde van wettelijk deelgenootschap is een schenking

Op grond van een wettelijk deelgenootschap wordt bij het einde van het huwelijk of bij opheffing van het wettelijk deelgenootschap de vermeerdering van de vermogens van beide echtgenoten die tijdens de duur van het wettelijk deelgenootschap heeft plaatsgevonden, bij helfte verdeeld. 
In onderhavig geval zijn de echtgenoten gedurende hun huwelijk overeengekomen dat de man op grond van de huwelijksvoorwaarden aan zijn vrouw een bedrag van € 10.000.000 is verschuldigd, hetgeen in termijnen aan haar wordt betaald.
De Rechtbank oordeelt dat uit de huwelijkse voorwaarden, inhoudende een wettelijk deelgenootschap, geen vordering uit hoofde van tussentijdse verrekening van de vrouw op de man voortvloeit, aangezien een dergelijke vordering pas bij het eind van het wettelijk deelgenootschap ontstaat. Door de overeenkomst heeft een vermogensverschuiving van € 10.000.000 plaatsgevonden, waardoor de man is verarmd en de vrouw is verrijkt, hetgeen een schenking op grond van art. 1 lid 7 SW oplevert. Deze schenking is niet vrijgesteld op grond van art. 33 sub 12 SW, aangezien van de voldoening aan een natuurlijke verbintenis geen sprake is.