Opbrengst uit tijdelijke verhuur tuinhuis bij eigen woning belast als inkomsten uit eigen woning

X heeft een eigen woning in de zin van art. 3.111 Wet IB 2001 met een daartoe behorend tuinhuis. In 2015 geniet X huuropbrengsten door de tijdelijke verhuur van het tuinhuis via Airbnb. De Hoge Raad oordeelt dat ook het tijdelijk verhuren van een deel van de woning of een aanhorigheid aan derden daaraan niet het karakter van hoofdverblijf ontneemt (art. 3.111 lid 7 Wet IB 2001). In art. 3.113 Wet IB 2001 is bepaald dat van de opbrengst van een tijdelijk verhuurde eigen woning 70% wordt opgeteld bij het van toepassing zijnde eigenwoningforfait. Omdat beide wetsartikelen qua bewoordingen en toelichtingen daarop in de parlementaire geschiedenis grotendeels overeenkomen, moet worden aangenomen dat de wetgever heeft beoogd beide bepalingen zoveel als mogelijk in dezelfde gevallen van toepassing te laten zijn, dus ook in geval van het tijdelijk verhuren van een deel van of een aanhorigheid bij een eigen woning.