Opheffing van testamentair bewind dat is ingesteld bij testament vòòr 1 januari 2003 niet mogelijk

In een onder het oude erfrecht gemaakt testament is over hetgeen een erfgenaam krachtens erfrecht verkrijgt een testamentair bewind ingesteld. Volgens de bepalingen in het testament eindigt het bewind bij overlijden van de erfgenaam. De erfgenaam verzoekt in 2017 om opheffing van het testamentair bewind. Zowel de Rechtbank als het Hof wijzen het verzoek af. 
Beide instanties achten op grond van art. 134 ONBW het huidige recht en daarmee art. 4:178 BW lid 2 BW op het testamentair bewind van toepassing. De vraag is echter of de bepalingen in de uiterste wil niet de mogelijkheid het bewind op verzoek van de rechthebbende te beëindigen, uitsluiten.
In het testament is uitdrukkelijk bepaald dat het testamentair bewind eindigt zodra de erfgenaam overlijdt. Volgens het Hof moet ervan uit worden gegaan dat het testamentair bewind is ingesteld voor de duur van het leven van de erfgenaam, zonder mogelijkheid van tussentijdse opheffing op diens verzoek. Het neemt daarbij in aanmerking een ten tijde van het maken van het testament al bestaand beschermingsbewind en de omstandigheid dat erflaters naar het destijds geldende recht niet bedacht hoefden te zijn op de mogelijkheid van tussentijdse opheffing van het bewind door de rechter.