Geen algemeenheid van goederen vanwege vervallen intentie tot langdurige verhuur als belegging

X is een projectontwikkelaar en verkrijgt een perceel grond, waarop zij voornemens is een woon(zorg)complex te realiseren. Ruim voor de oplevering sluit X een huurovereenkomst ter verhuur van het nog te bouwen complex. In een later stadium, maar nog voor de oplevering van het complex, sluit X met K een intentie- en koopovereenkomst ter levering van het alsdan verhuurde, maar nog te realiseren, complex. In haar aangiftes omzetbelasting brengt X de voorbelasting in aftrek. Kort na de oplevering van het complex, levert X het verhuurde complex aan K. Tussen X en de Inspecteur is onder meer in geschil of de levering van het verhuurde complex kan worden aangemerkt als een overgang van een algemeenheid van goederen (art. 37d Wet OB). De Rechtbank overweegt dat art. 37d Wet OB in deze situatie alleen van toepassing kan zijn als X het verhuurde complex heeft aangehouden als beleggingsobject om daar duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen, en dit gebruik door K na de levering wordt voortgezet. Gezien de feiten en omstandigheden oordeelt de Rechtbank dat X aanvankelijk zowel de intentie had het complex aan te houden als beleggingsobject, als de intentie had om het te ontwikkelen voor verkoop. Op een zeker moment is de intentie om het complex te behouden als beleggingsobject weggevallen. Dit moment heeft plaatsgevonden ruim voor het moment dat de verhuur van het complex daadwerkelijk is aangevangen. De Rechtbank oordeelt dat gelet op het voorgaande niet is voldaan aan de voorwaarden voor een overgang van een algemeenheid van goederen en dat daarom de levering van het complex is belast met omzetbelasting.