Is art. 21 lid 5 SW (tekst 2010) in strijd met art. 1 Eerste Protocol EVRM?

Voor rechtbanken Haarlem en Den Haag is geprocedeerd over de toepassing van art. 21 lid 5 SW (tekst 2010), waarin is geregeld dat een woning voor de heffing van schenk- en erfbelasting in aanmerking wordt genomen voor de WOZ-waarde.
Erflater overlijdt in 2010, tot de nalatenschap behoort een woning. Voor de heffing van de erfbelasting wordt aangesloten bij de WOZ-waarde die geldt voor het jaar 2010 (waardepeildatum 1 januari 2009). De waarde in het economische verkeer van de woning is op het moment van de verkrijging daarvan door de erfgenamen lager dan de WOZ-waarde die is vastgesteld voor het jaar 2010. 
Rechtbank Haarlem volgt de erfgenamen in hun stelling dat in de voorgelegde situatie het ''principle of fair balance'' is geschonden door de woning in aanmerking te nemen voor de WOZ-waarde vastgesteld voor het jaar 2010; de Rechtbank oordeelt dat in casu voor de heffing van erfbelasting mag worden aangesloten bij de tekst van art. 21 lid 5 SW zoals deze luidt per 1 januari 2012, zodat de WOZ-waarde mag worden gehanteerd die is vastgesteld voor het kalenderjaar 2011 (peildatum 1 januari 2010). Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.
Rechtbank Den Haag (6 juni 2012) oordeelt dat art. 21 lid 5 SW een specifieke regeling geeft voor de waardering van een woning en dat de tekst van het artikel geen ruimte biedt om daarvan af te wijken. Vergelijk ook Rechtbank Den Haag 20 november 2012 (nr AWB 12/4565).