Rente over schuld voor eigen woning volledig aftrekbaar ook wanneer slechts een deel daarvan drukt

V en M zijn onder huwelijkse voorwaarden getrouwd en hebben een eigen woning in België die kan worden aangemerkt als hoofdverblijf. V is voor 70% eigenaar van de woning en M voor 30%. Vaststaat dat V en M geen fiscale partners zijn. Voor de financiering van de bouw van de woning heeft V aanvankelijk een bedrag geleend bij de bank, welke lening later is geherfinancierd bij haar eigen BV. V moet op grond van de huwelijkse voorwaarden voor 67,6% bijdragen aan de kosten voor de gemeenschappelijke huishouding. In geschil is of V de rentelasten in verband met de eigen woning voor 100% in aftrek kan brengen.
Omdat de juridische schuld uitsluitend is aangegaan door V is haar aandeel in de schuld 100%. Echter doordat V voor 67,6% bijdraagt aan de kosten van gemeenschappelijke huishouding, drukt van de totale rentelast feitelijk slechts voor 67,6% op V. Op grond van de wettekst kan twijfel ontstaan of de aftrek van het aandeel van V in de schuld al dan niet beperkt moet worden tot het bedrag dat feitelijk op haar drukt.
Het Hof oordeelt op basis van de parlementaire geschiedenis van art. 3.121 Wet IB en de wettekst zelf dat de bepaling in het voordeel van V moet worden uitgelegd, zodat het aandeel van V in de schuld bepalend is. Omdat het bedrag van de schuld van V lager is dan het 70%-aandeel van V in de verwervingskosten van de woning is de rente over de gehele schuld bij V aftrekbaar.