Schenking door gevolmachtigde aan erfgenaam ten onrechte als erfrechtelijke verkrijging aangemerkt

Erflaatster heeft X tot enig erfgenaam benoemd en diens echtgenoot Y tot executeur. Tien maanden voor het overlijden van erflaatster heeft Y, als haar gevolmachtigde, een schenking van € 100.000 aan X gedaan, die een beroep op de tijdelijk verhoogde vrijstelling van art. 33a SW heeft gedaan. De Inspecteur stelt dat de schenking nietig is en rekent het bedrag van de schenking tot de belaste erfrechtelijke verkrijging van X. De Rechtbank wijst het eerste argument van de Inspecteur, dat de schenking nietig is omdat de algemene volmacht niet de bevoegdheid omvat om schenkingen te doen, af omdat het doen van schenkingen niet ondubbelzinnig is uitgesloten in de volmacht en het in casu een algemene volmacht betreft. De stelling van de Inspecteur dat is gehandeld in strijd met het verbod op selbsteintritt wordt door de Rechtbank eveneens verworpen. Daar voegt de Rechtbank aan toe dat zelfs wanneer in strijd met het verbod op selbsteintritt zou zijn gehandeld, één der partijen de nietigheid moet inroepen.