Sprake van zo'n nauwe samenwerking dat exoneratiebeding ook geldt jegens niet-contractpartij

X BV, 100% dochter van Y BV, heeft juridische hulp nodig en Y BV schakelt A in. A hanteert in zijn algemene voorwaarden een exoneratiebeding. De zaak heeft een negatieve uitkomst en X BV stelt A aansprakelijk. In geschil is of X BV het exoneratiebeding tegen zich moet laten gelden. Het Hof overweegt dat voorop moet worden gesteld dat overeenkomsten alleen partijen bij die overeenkomst binden en dat derhalve contractuele bedingen in beginsel alleen van kracht zijn tussen handelende partijen. Dit beginsel kan onder bepaalde omstandigheden uitzondering lijden in dier voege dat een derde een overeenkomst of haar bedingen in redelijkheid tegen zich moeten laten gelden, maar alleen indien hiertoe een voldoende rechtvaardiging kan worden gevonden in de aard van het desbetreffende geval. 
Uit het feit dat de directeur van X BV intensief betrokken is geweest bij de opstelling van de schadeclaim, de drijvende kracht is geweest in het doorzetten van het proces en vanaf den beginne is begeleid door A, blijkt dat sprake is van een nauwe samenwerking tussen Y BV, X BV en A. Verder acht het Hof van belang dat het exoneratiebeding niet van dien aard is dat X BV met het bestaan van een dergelijk beding geen rekening had behoeven te houden. Ten slotte is van belang dat X BV een 100% dochtervennootschap van Y BV. Gelet hierop, heeft X BV een situatie in het leven geroepen waarin A ervan uit kon en mocht gaan dat de exoneratie ook jegens X BV zou gelden. X BV moet het exoneratiebeding tegen zich laten gelden.