Strekking joint venture-overeenkomst is mede bepalend voor belang vennootschap (Cancun)

A BV is een joint venture-vennootschap tussen B en C die elk voor een gelijk deel aandeelhouder zijn. Vanwege eisen van de bank in verband met het aantrekken van financiering dient een vordering van B op A BV van de balans te verdwijnen. Om dit te bereiken, wordt de vordering van B op A BV omgezet in aandelenkapitaal. Nadat blijkt dat de bank desondanks geen financiering wil verstrekken, weigert B mee te werken aan het herstel van de gelijkwaardigheid in aandeelhouderspositie tussen B en C. Vervolgens maakt B gebruik van haar meerderheidspositie om het eigen belang te stellen boven het belang van A BV en haar medeaandeelhouder.
In navolging van de Ondernemingskamer van Hof Amsterdam oordeelt de Hoge Raad dat de aard en inhoud van het samenwerkingsverband in een joint venture-vennootschap waarin de aandeelhouders een gelijkwaardig aandeel hebben, kunnen meebrengen dat het vennootschapsbelang is gebaat bij continuering van evenwichtige verhoudingen tussen de aandeelhouders, ook ten aanzien van het aandeelhouderschap. Dit geldt ook als wet, statuten of aandeelhoudersovereenkomst een aandelenoverdracht niet verbieden.