Terugkoopoptie is geen ontbindende voorwaarde, geen teruggaaf overdrachtsbelasting

Verkoper V verkoopt in 2010 aan koper K een sporthal, onder voorbehoud van een huurrecht voor V. De koopsom bedraagt € 380.000, op welke koopsom een eenmalige vergoeding van € 14.278 in mindering wordt gebracht onder de omschrijving ''verrekening fee''. K houdt zich onder meer bezig met "Off Balans financiering". De koop vindt plaats onder de voorwaarde dat V zorgt voor een bouwvergunning voor het bouwen van een appartementencomplex. Als de bouwvergunning niet voor 1 juni 2015 is verleend, wordt de koopovereenkomst ontbonden. In augustus 2012 blijkt dat V de bouwvergunning niet voor 1 juni 2015 gaat verkrijgen, waarop K in september 2012 de ontbindende voorwaarde inroept. Er wordt een beroep gedaan op art. 15.1.r WBR en verzocht om teruggaaf van de in 2010 betaalde overdrachtsbelasting vanwege herstel in oude toestand als bedoeld in art. 19 WBR. De Inspecteur (I) verleent geen teruggaaf. In geschil is of V recht heeft op teruggaaf van de betaalde overdrachtsbelasting.
De vraag die volgens het Hof moet worden beantwoord is of sprake is van een overeenkomst onder ontbindende voorwaarde. Daarvoor is een ten tijde van de overeenkomst naar objectieve maatstaven toekomstige en onzekere gebeurtenis nodig. V acht die onzekere gebeurtenis aanwezig, maar I voert aan dat nooit sprake is geweest van een onzekerheid aangezien een medewerker van de Gemeente heeft aangegeven dat een bouwvergunning voor hoogbouw nimmer zou zijn verleend. Samen met het feit dat K zich als bedrijf bezig houdt met off-balance financieringen maakt, volgens I, dat sprake is van een overeenkomst met terugkoopoptie.
Gelet op het bovenstaande is het Hof van oordeel dat het steeds de bedoeling is geweest dat het sportcomplex weer zou terugkeren bij V. Het is nimmer de intentie van V geweest om een bouwvergunning te realiseren, zodat geen overeenkomst onder een ontbindende voorwaarde is gesloten en geen recht op teruggaaf op grond van art. 19 WBR bestaat.