Terugwerkende kracht in maatschapsovereenkomst niet relevant voor bezitseis van de BOR

X en Y exploiteren een melkveehouderij en varkenshouderij in maatschapsverband. Op enig moment treedt Z, een familielid van X, toe tot de maatschap. In de maatschapsovereenkomst is opgenomen dat partijen met terugwerkende kracht de overeenkomst beogen schriftelijk vast te leggen. Vervolgens komt Z te overlijden. X is tot enig erfgenaam benoemd. In geschil is of aan de bezitstermijn voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de erfbelasting is voldaan. Dit spitst zich toe op de vraag vanaf welke datum Z moet worden geacht het ondernemingsvermogen in zijn bezit te hebben.
De Rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat erflater aan de bezitstermijn voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de erfbelasting heeft voldaan. Voor dit oordeel is van belang dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de maatschap op de in de maatschapsovereenkomst vermelde datum reeds bestond. De maatschapsovereenkomst bepaalt slechts dat de overeenkomst een schriftelijke vastlegging is van hetgeen van kracht is met ingang van de vermelde datum. Bovendien zou door aan de maatschapsovereenkomst een terugwerkende kracht toe te kennen de bezitstermijn gedeeltelijk kunnen worden omzeild, hetgeen in strijd zou kunnen zijn met het  doel en de strekking van de bezitstermijn. De goedkeuringen voor de inkomstenbelasting gelden niet zonder meer voor de erfbelasting.