Testamentaire making vervalt door niet tijdige levering van aandelen

E heeft in zijn testament, onder meer ten laste van zijn dochter D, aandelen in een BV gelegateerd aan zijn zoon Z tegen de waarde in het economische verkeer. E heeft in zijn testament ten aanzien van de levering van de aandelen een termijn opgenomen van zes maanden na zijn overlijden. Indien die termijn wordt overschreden en de aandelen ''niet tijdig'' eigendom zijn geworden van Z, bepaalt het testament dat de rechten die D en haar afstammelingen (zowel de erfstelling als het legaat) uit het testament ontlenen, vervallen. Z en D zijn het niet eens over de vaststelling van de waarde in het economisch verkeer van de aandelen, waardoor de genoemde termijn in het testament is overschreden. In geschil is of de rechten van D en haar afstammelingen als gevolg van de overschrijding van de termijn tot levering zijn vervallen. 
Het Hof oordeelt dat de woorden ''niet tijdig'' duidelijk refereren aan de termijn van zes maanden. Bij deze uitleg slaat het Hof ook acht op wat de notaris heeft verklaard over de bedoelingen van E. Daarbij past volgens het Hof veel meer een strakke termijn van zes maanden na zijn overlijden dan een zachte en onzekere termijn die pas verstrijkt als de waarde van de aandelen is vastgesteld, zoals D veronderstelde. Het Hof komt tot het oordeel dat de rechten die D en haar afstammelingen aan het testament kunnen ontlenen zijn vervallen.