Uittredingsverbod voor eigenaars in strijd met art. 2:60 BW

In de leveringsakte van een aantal bungalows is een verplichting opgelegd voor eigenaars om lid te worden en blijven van coöperatie X voor de periode dat men eigenaar van een bungalow is. Na een contributieverhoging hebben enkele leden het lidmaatschap opgezegd. In geschil is of deze opzegging rechtsgeldig is.
Het Hof stelt vast dat een lidmaatschap van een coöperatie in beginsel kan worden opgezegd, tenzij uit de wet anders volgt (art. 2:53a BW). Aan het opzeggen (of ''uittreden'') kunnen voorwaarden worden gesteld, die in overeenstemming moeten zijn met het doel en de strekking van de coöperatie (art. 2:60 BW). Het Hof oordeelt dat de gestelde voorwaarde (het niet meer zijn van eigenaar) de eigenaar de vrijheid van uittreden ontneemt en niet in overeenstemming is met het doel en de strekking van de coöperatie. De voorwaarde voor uittreden moet als niet geschreven worden beschouwd.
Omdat de algemene voorwaarden van de coöperatie in de leveringsakte waren opgenomen, zijn de eigenaren daar wel aan gebonden, ongeacht of zij lid zijn van de coöperatie. Het gevolg is dat de uitgetreden leden alsnog gehouden zijn tot voldoening van hun lidmaatschapsgelden, omdat die gelijk zijn aan ieders aandeel in de gemeenschappelijke lasten van het bungalowpark.