Uitzondering op toestemmingsvereiste ex art. 1:88 lid 5 BW ook van toepassing bij buitenlandse vennootschap
V is gehuwd met aandeelhouder A van de Chinese vennootschap Y. Bestuurder B van Y is een schriftelijke geldlening met X aangegaan welke A mede heeft ondertekend. A en B zijn hoofdelijk aansprakelijk. X vordert het uitgeleende geld terug. Bij tussenvonnis van 4 september 2013 heeft Rechtbank Midden-Nederland geoordeeld dat art. 1:88 lid 5 BW zich leent voor toepassing op een buitenlandse rechtspersoon. Daarnaast heeft V niet betwist dat de lening was bestemd voor en is aangewend ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefening van Y. In geschil is of V toestemming had moeten verlenen aan A voor de aansprakelijkstelling ten behoeve van de Chinese vennootschap.
De Rechtbank blijft bij haar oordeel. V betwist dat A bestuurder van Y was ten tijde het aangaan van de geldovereenkomst. Een beëdigde vertaling van de Chinese handelsregisterinschrijving wijst uit dat de vermelding bij A ‘directeur’ betekent. V voert nog aan dat onderscheid moet worden gemaakt tussen een uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurder vanwege het verschil tussen de Chinese en Nederlandse vennootschappelijke structuur. Volgens de Rechtbank gaat V echter voorbij aan de invoering van de art. 2:129a en 239a BW. Ondanks de invoering van deze bepalingen is art. 1:88 BW niet aangepast, en is art. 1:88 BW op beide soorten bestuurders van toepassing. Vanwege de overgelegde gegevens door V is de Rechtbank van oordeel dat voor de overeenkomstige toepassing van art. 1:88 lid 5 BW geen relevant onderscheid is aan te nemen tussen de Nederlandse en Chinese niet-uitvoerende bestuurder. Het voorgaande brengt mee dat de Rechtbank de vorderingen van V afwijst.
Instantie | Rechtbank Midden-Nederland |
Uitspraakdatum | 11-06-2014 |
ECLI | ECLI:NL:RBMNE:2014:2221 |
Zaaknummer | C-16-325080 - HA ZA 12-824 |
Bijzondere kenmerken | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Vindplaatsen | |
|
V is gehuwd met aandeelhouder A van de Chinese vennootschap Y. Bestuurder B van Y is een schriftelijke geldlening met X aangegaan welke A mede heeft ondertekend. A en B zijn hoofdelijk aansprakelijk. X vordert het uitgeleende geld terug. Bij tussenvonnis van 4 september 2013 heeft Rechtbank Midden-Nederland geoordeeld dat art. 1:88 lid 5 BW zich leent voor toepassing op een buitenlandse rechtspersoon. Daarnaast heeft V niet betwist dat de lening was bestemd voor en is aangewend ten behoeve…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.