Uitzonderingsregeling WOZ leidt niet tot achterwege blijven heffing erfbelasting over onbebouwde grond van NSW-landgoed

Tot de nalatenschap van E behoren aandelen in een BV waarvan de bezittingen bestaan uit een niet-opengesteld NSW-landgoed. Op grond van art. 7a NSW wordt het vermogen van de BV aan E toegerekend. Op het landgoed staan drie woningen. Bij de vaststelling van de WOZ-waarde van de woningen zijn de onbebouwde delen die behoren bij de woning (erf en tuin) van het landgoed buiten aanmerking gebleven, nu ingevolge art. 18 lid 4 Wet WOZ en de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet WOZ bij waardebepaling van onroerende zaken die deel uitmaken van een landgoed, onbebouwde gronden buiten aanmerking blijven. In geschil is of de onbebouwde delen die behoren bij de woningen wel in aanmerking moeten worden genomen voor de heffing van erfbelasting.
Het Hof overweegt dat de onbebouwde grond bij woningen die deel uitmaken van het landgoed niet in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de WOZ-waarde. Dit leidt echter niet ertoe dat over deze grond geen erfbelasting kan worden geheven. Als de grond geen deel uitmaakt van de WOZ-waarde, moet de grond worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer ten tijde van het overlijden.