Verkeerde wilsrechten uitgesloten? Uitleg testament biedt uitkomst
Erflater (E) laat zijn tweede vrouw (B) en drie kinderen uit zijn eerdere huwelijk als erfgenamen na. In zijn testament uit januari 2003 heeft E bepaald dat zijn nalatenschap overeenkomstig de wet zal worden verdeeld. Bij de bijzondere bepalingen is opgenomen dat de verplichting van B tot overdracht van goederen aan de kinderen als bedoeld in de artikelen 4:19 en 4:20 BW wordt opgeheven.
In geschil is of de uiterste wil zo moet worden uitgelegd dat bedoeld is de artikelen 4:21 en 4:22 BW uit te sluiten in plaats van de artikelen 4:19 en 4:20 BW, aangezien deze laatste twee wilsrechten slechts gelden in geval van een geldvordering op de eigen ouder.
De Hoge Raad oordeelde de klacht van B in cassatie gegrond: het Hof had volgens de Hoge Raad ten onrechte geen toepassing gegeven aan de uitlegregels zoals neergelegd in art. 4:46 lid 1 en 2 BW. De Hoge Raad verwees het arrest naar Hof Den Haag.
Hof Den Haag maakt uit de verklaringen en stukken op dat de bedoeling van E was dat zijn kinderen hun vordering jegens B tot overdracht van goederen niet zouden kunnen uitoefenen tot na het overlijden van B en dat E dus heeft bedoeld het wilsrecht van art. 4:21 BW uit te sluiten. Ten aanzien van art. 4:22 BW oordeelt het Hof dat uit de daden en verklaringen van E buiten de uiterste wil niet kan worden afgeleid dat E ook heeft bedoeld het wilsrecht van art. 4:22 BW uit te sluiten. E’s wens was B verzorgd achter te laten, niet blijkt dat E de kinderen het recht op de goederen ook na het overlijden van B heeft willen ontzeggen.
Instantie | Gerechtshof Den Haag |
Uitspraakdatum | 28-10-2014 |
ECLI | ECLI:NL:GHDHA:2014:3858 |
Zaaknummer | 200.140.796/01 |
Bijzondere kenmerken | Verwijzing na Hoge Raad |
Vindplaatsen | |
|
Erflater (E) laat zijn tweede vrouw (B) en drie kinderen uit zijn eerdere huwelijk als erfgenamen na. In zijn testament uit januari 2003 heeft E bepaald dat zijn nalatenschap overeenkomstig de wet zal worden verdeeld. Bij de bijzondere bepalingen is opgenomen dat de verplichting van B tot overdracht van goederen aan de kinderen als bedoeld in de artikelen 4:19 en 4:20 BW wordt opgeheven. In geschil is of de uiterste wil zo moet worden uitgelegd dat bedoeld is de artikelen 4:21 en 4:22 BW…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.