Volgens Rechtbank is verhuurderheffing in het jaar 2013 niet in strijd met EU-recht

Een stichting die zich inzet voor het collectieve belang van huiseigenaren die zich gedupeerd voelen door de Nederlandse overheid, vordert bij de Rechtbank een verklaring voor recht dat het samenstel van de Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot huurmarkt, waaronder de verhuurderheffing, in zijn geheel in strijd is met art. 1 Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en op grond daarvan geheel onverbindend is.
De Rechtbank overweegt dat voor de vraag of sprake is van schending van het Europese recht beslissend is of er een redelijke balans bestaat tussen enerzijds de belangen van de betrokken verhuurders en anderzijds het algemene belang. Daarbij leidt een enkele disbalans niet direct tot een schending van het Europese recht. De Nederlandse huurwet- en regelgeving is met voldoende waarborgen omkleed, zodat een verhuurder in rechte voor zijn belang kan opkomen. Met betrekking tot de verhuurderheffing staat voor verhuurders beroep open bij de bestuursrechter. De Rechtbank oordeelt dat de wetgever is gebleven binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge wat betreft de afweging van de betrokken belangen bij het opstellen van een wet. De wettelijke regeling van de verhuurderheffing en de inkomensafhankelijke huurverhoging zijn niet strijd met het Europese recht.