Bedrijfsopvolgingsregeling van toepassing op de gehele krachtens ruziesplitsing verkregen onderneming

Schenker A bezit meer dan 5 jaar 100% van de aandelen in E BV. E BV bezit meer dan 5 jaar 49% van de aandelen in D BV. De overige 51% van de aandelen in D BV worden gehouden door een derdevennootschap X. D BV is houder van alle aandelen in H BV en Z BV, waarin ondernemingen worden gedreven. D BV wordt zuiver gesplitst in DH BV waaraan de aandelen H BV worden overgedragen en DZ BV waaraan de aandelen Z BV worden overgedragen. E BV verkrijgt 100% van de aandelen in DH BV, terwijl X 100% van de aandelen in DZ BV verkrijgt. Vervolgens splitst E BV de aandelen DH BV af aan de verkrijgende vennootschap B BV waarvan de aandelen worden gehouden door A. Na deze herstructurering schenkt A in 2013 de aandelen in B BV aan Y. Y doet aangifte schenkbelasting en wenst de BOR-vrijstelling toe te passen op de gehele verkrijging. De inspecteur is van mening dat slechts voor 49% van de onderneming is voldaan aan de bezitseis van art. 35d SW.
Het Hof oordeelt dat Voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling het tijdstip van de verkrijging beslissend is. In casu is geen sprake van meerdere ondernemingen als bedoeld in art. 3.2 Wet IB 2001, maar van een materiële onderneming, waarbij het oorspronkelijke 49% belang door middel van de ruziesplitsing een 100% is geworden in de onderneming die als zodanig al vijf jaar in die vorm werd gedreven. Mitsdien heeft Y voor het volledige belang in de onderneming recht op de BOR.