Vordering uit geldlening van Æ’ 150.000 in familieverband is na 20 jaar verjaard
In 1992 heeft K een geldlening verstrekt aan zijn ouders. De geldlening is te allen tijd opeisbaar met een opzegtermijn van zes maanden. In 2013 is in geschil of de vordering is verjaard op grond van art. 3:307 lid 2 BW, aldus of twintig jaren zijn verstreken nadat opeising op zijn vroegst mogelijk was.
De Rechtbank verwerpt het betoog van (de erven van) K dat een uitzondering moet worden gemaakt voor de aanvang van de verjaringstermijn. Volgens de Rechtbank geldt geen uitzondering voor geldleningen in familieverband. Omdat de geldvordering met inachtneming van de opzegtermijn op zijn vroegst in 1992 opeisbaar was is de vordering thans verjaard.
Instantie | Rechtbank Noord-Nederland |
Uitspraakdatum | 01-06-2016 |
ECLI | ECLI:NL:RBNNE:2016:2689 |
Zaaknummer | C/17/143833 / HA ZA 15-266 E |
Bijzondere kenmerken | Op tegenspraak |
Vindplaatsen | |
|
In 1992 heeft K een geldlening verstrekt aan zijn ouders. De geldlening is te allen tijd opeisbaar met een opzegtermijn van zes maanden. In 2013 is in geschil of de vordering is verjaard op grond van art. 3:307 lid 2 BW, aldus of twintig jaren zijn verstreken nadat opeising op zijn vroegst mogelijk was. De Rechtbank verwerpt het betoog van (de erven van) K dat een uitzondering moet worden gemaakt voor de aanvang van de verjaringstermijn. Volgens de Rechtbank geldt geen uitzondering voor geldlen…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.