Vrijstelling overdrachtsbelasting (art. 15.1.h WBR) van toepassing wegens zakelijke overwegingen bij afsplitsing tankstations

Y BV heeft in het kader van het afstoten van eigen tankstations een deel van haar vermogen bestaande uit onder meer onroerende zaken afgesplitst aan X BV als verkrijgende vennootschap. Rechtbank Den Haag (2 februari 2018, nr 17/2028, ECLI:NL:RBDHA:2018:1191) heeft geoordeeld dat een afsplitsing met het oog op verkoop van een deel van de onderneming is gebaseerd op aandeelhoudersmotieven, zodat de splitsingsvrijstelling van art. 15.1.h WBR niet van toepassing is. Het afstoten zelf kan dan wel gebaseerd zijn op zakelijke overwegingen, maar dat maakt niet dat de keuze om dit in de vorm van een afsplitsing te doen ook door zakelijke overwegingen is ingegeven. De voordelen van een afsplitsing boven een activa-passiva transactie zijn in dat licht bezien bijkomstig en kunnen de conclusie, dat zakelijke overwegingen aan de afsplitsing ten grondslag hebben gelegen, niet dragen.
In hoger beroep oordeelt het Hof echter anders. Volgens het Hof heeft de afsplitsing in casu wel plaatsgevonden op grond van zakelijke overwegingen, zoals herstructurering en rationalisering van de actieve werkzaamheden van de splitsende en verkrijgende rechtspersoon. De vrijstelling overdrachtsbelasting van art. 15.1.h WBR is derhalve van toepassing.