WOZ-waarde kan niet worden verlaagd in procedure over de heffing van erfbelasting

X is een van de zeven erfgenamen van haar in 2016 overleden broer en heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. X overlijdt twee maanden na de erflater. Y, de zoon van X, is haar enige erfgenaam. Y eist in de procedure vernietiging of vermindering van de aanslag erfbelasting. Y stelt onder andere dat de aanslag wegens een te hoge WOZ-waarde verminderd moet worden.
Het Hof ziet in dit geval geen aanleiding om de aanslag erfbelasting te vernietigen of te verminderen. Tegen de vaststelling van deze WOZ-waarde staan rechtsmiddelen open. Dat geldt ook voor erfgenamen (art. 26 Wet WOZ). Op die manier kan de rechtmatigheid van deze waardevaststelling, die mede geldt voor de heffing van erfbelasting, worden betwist. In deze procedure over de heffing van erfbelasting kan een onherroepelijk vastgestelde WOZ-waarde dus niet worden verlaagd. Ook voor vermindering van de aanslag bestaat daarom geen grond. Daarbij moet een verzoek om een betalingsregeling of om kwijtschelding van de belastingschuld niet aan de Inspecteur worden gericht, maar aan de ontvanger van de Belastingdienst. Betreffende de beslissing van de ontvanger van de Belastingdienst kan worden opgekomen bij de burgerlijke rechter. De belastingrechter is in deze niet bevoegd.