Ziet de uitsluitingsclausule op de kwijtgescholden koopsom of op de gekochte woning?
M en V zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Hun huwelijk wordt door echtscheiding ontbonden. Tijdens huwelijk heeft M samen met zijn broer de woning van hun moeder gekocht. Bij levering aan hen - ieder voor de onverdeelde helft - is voor de koopsom kwitantie verleend. Op dezelfde datum, aansluitend op de akte van levering, is een akte verleden waarin door de moeder, door M en zijn broer is verklaard dat M en zijn broer aan hun moeder een bedrag (gelijk aan het bedrag van de koopsom) wegens geleende gelden schuldig zijn, waarbij de moeder verklaart het volledige bedrag kwijt te schelden. De moeder bedingt daarbij dat hetgeen zij kwijtscheldt niet valt in enige gemeenschap van goederen waarin een verkrijger is gehuwd. Ongeveer 10 jaar na de echtscheiding wordt de woning verkocht en geleverd aan een derde. Tussen M en V is in geschil of het aandeel van M in de woning deel heeft uitgemaakt van de huwelijksgemeenschap waarin partijen gehuwd zijn geweest en of V daarom aanspraak kan maken op de helft van het aan dat aandeel toe te rekenen deel van de verkoopopbrengst. M gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank die zijn vordering tot een verklaring voor recht dat de netto verkoopopbrengst niet valt in de huwelijksgemeenschap heeft afgewezen. De rechtsvraag is of in geval van overdracht van de woning, onmiddellijk gevolgd door kwijtschelding van de gehele koopsom met daaraan verbonden een uitsluitingsclausule, de kwijtgescholden koopsom of de woning zelf aan de verkrijger toekomt. Het Hof oordeelt dat uitleg van de uitsluitingsclausule naar objectieve maatstaven moet geschieden, omdat het in casu gaat om twee notariële akten bij de totstandkoming waarvan V niet is betrokken. Dit brengt mee dat de partijbedoeling kenbaar moet zijn uit de bewoordingen van de akte, gelezen in hun context. Dat de strekking van de clausule is dat de onroerende zaak zelf niet in de huwelijksgoederengemeenschap zou vallen, blijkt in het geheel niet.
Instantie | Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden |
Uitspraakdatum | 12-11-2013 |
ECLI | ECLI:NL:GHARL:2013:8528 |
Zaaknummer | 200.115.693-01 |
Bijzondere kenmerken | Hoger beroep |
Vindplaatsen | |
|
M en V zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Hun huwelijk wordt door echtscheiding ontbonden. Tijdens huwelijk heeft M samen met zijn broer de woning van hun moeder gekocht. Bij levering aan hen - ieder voor de onverdeelde helft - is voor de koopsom kwitantie verleend. Op dezelfde datum, aansluitend op de akte van levering, is een akte verleden waarin door de moeder, door M en zijn broer is verklaard dat M en zijn broer aan hun moeder een bedrag (gelijk aan het bedrag van de koopsom) wegens…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.