Faillissementsaanvraag in strijd met art. 2:246 BW kan worden aangemerkt als kennelijk onbehoorlijke taakvervulling ex art. 2:248 BW
CasusIn 2007 wordt B BV opgericht door A en A BV (waarvan C enig aandeelhouder is). A en A BV zijn bestuurder van B BV. In 2010 wordt een participatieovereenkomst gesloten tussen B BV, de aandeelhouders van B BV en de drie investeerders in B BV, waarbij iedere participant € 150.000 ter beschikking stelt. Tussen A en C ontstaan problemen. C zegt daardoor in augustus 2011 de managementovereenkomst op en biedt zijn aandelen in A BV aan. Op 30 september 2011 overl…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleGerelateerde wetstoelichtingen
Aansprakelijkheid van een bestuurder (art. 2:9 en 2:11 BW)
Hoofdelijke aansprakelijkheid bij faillissement BV (art. 2:248 BW)