Aanspraak op redelijke vergoeding bij uitsluiting van onderneming uit beperkte huwelijksgemeenschap ex artikel 1:95a BW
CasusM en V waren gehuwd in de wettelijke beperkte gemeenschap van goederen (huwelijk gesloten na 1 januari 2018). Hun huwelijk is ontbonden door echtscheiding. Vóór het huwelijk heeft M een holding opgericht (A BV), waarvan hij enig aandeelhouder is. A BV houdt 20% van de aandelen in meerdere werkmaatschappijen. V maakt aanspraak op de redelijke vergoeding ten bate van de gemeenschap als bedoeld in art. 1:95a lid 2 BW. M stelt dat deze vergoeding niet aan de orde is, omdat A…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleGerelateerde wetstoelichtingen
Vergoedingsrecht wegens niet in de gemeenschap vallende onderneming (art. 1:95a BW)