Aangaan huwelijkse voorwaarden inhoudende een beperkte gemeenschap van bankrekening vormt geen schenking

Aanstaande echtgenoten laten voorafgaand aan hun huwelijk in 2008 huwelijkse voorwaarden opstellen, waarin een beperkte gemeenschap van goederen is overeengekomen van de specifiek genoemde bank- en effectenrekening en de schulden die betrekking hebben op deze bank- en effectenrekening. Voor het overige is in de huwelijkse voorwaarden iedere gemeenschap van goederen uitgesloten. Voorafgaand aan het huwelijk bezat de man € 150 miljoen en de vrouw € 1 miljoen. In 2008 heeft de man een bedrag van € 10 miljoen gestort op de gezamenlijke bankrekening van de echtgenoten. De Inspecteur heeft aan de vrouw een aanslag schenkbelasting 2008 opgelegd voor een verkrijging van € 5 miljoen.
Rechtbank Gelderland overweegt dat de Hoge Raad in de arresten van 1959 en 1971 heeft geoordeeld dat geen sprake is van een schenking als staande het huwelijk de huwelijkse voorwaarden worden opgeheven en daardoor een algehele gemeenschap van goederen ontstaat. In het onderhavige geval liggen de feiten iets anders omdat direct bij aanvang van het huwelijk een beperkte gemeenschap wordt gecreëerd. De vraag is of dit een ander uitkomst zou rechtvaardigen. Volgens de Rechtbank is dit niet het geval. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat het aangaan van een huwelijk, al dan niet onder voorwaarden, in beginsel geen schenking vormt, nu het niet gericht op de bevoordeling van de ander, maar op het in het leven roepen van een familierechtelijke rechtsbetrekking. Ook bij een gemeenschap van bankrekening is geen sprake van een voltooide waardeverschuiving, omdat ook toekomstige baten en lasten eveneens tot de gemeenschap behoren en dus ten tijde van het aangaan van het huwelijk nog niet kan worden vastgesteld of en tot welk bedrag bij de opheffing van de gemeenschap aanspraken op enig vermogen bestaan.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.