Volgens A-G berekent Inspecteur vermindering wegens betaalde schenkbelasting ex art. 12 SW juist

X verkrijgt in 2016 uit de nalatenschap van zijn moeder € 25.358. De moeder heeft aan X in 2015 in totaal € 85.000 geschonken waarvan € 80.000 binnen 180 dagen voor haar overlijden. Over de schenkingen in 2015 is € 7.972 aan schenkbelasting betaald. De schenking van € 80.000 is op grond van art. 12 SW ook belast met erfbelasting. De totale erfrechtelijke verkrijging bedraagt daardoor € 105.358, waarover € 8.521 aan erfbelasting is verschuldigd. Op grond van art. 7 lid 2 SW heeft de Inspecteur de aanslag verlaagd met € 6.470 ((€ 80.000 / € 105.358) x € 8.521). X gaat in hoger beroep en anders dan de Rechtbank is het Hof van oordeel dat de Inspecteur de evenredige vermindering van de betaalde schenkbelasting onjuist heeft toegepast. Het Hof berekent de vermindering als volgt (€ 80.000 / € 85.000) x € 7.972= € 7.503.

A-G IJzerman is van mening dat de 180 dagen-regeling is ingevoerd om te voorkomen dat erfbelasting wordt ontgaan. De wetgever heeft er niet voor gekozen om in die gevallen de eerdere aanslag schenkbelasting te vernietigen, maar te voorzien in een verrekening. Het deel van de verkrijging waarvoor verrekening geldt, is gerelateerd aan hetgeen fictief als erfrechtelijke verkrijging is aangemerkt. De wetgever heeft onderkend dat daarmee niet dezelfde situatie wordt bereikt als wanneer de schenking geheel wordt weggedacht en derhalve in totaal (schenk- en erfbelasting) dus meer belasting verschuldigd kan zijn dan indien de schenking niet zou hebben plaatsgevonden. De A-G is derhalve van mening dat het cassatieberoep gegrond is.