Betaling van bruidsschat na echtscheiding wordt niet aangemerkt als afkoop van alimentatie

Het Soennitische Religieuze Hof te Libanon heeft in 2009 de echtscheiding tussen M en V uitgesproken. Bij deze gelegenheid heeft M een uitgestelde bruidsschat (een zogeheten ‘Mahr’) aan V betaald. In geschil is of M de betaalde Mahr in Nederland als onderhoudsverplichting in mindering mag brengen op zijn belastbare inkomen uit werk en woning (art. 6.3 Wet IB 2001) als afkoop van alimentatie.
De Hoge Raad overweegt dat om een afkoopsom als onderhoudsverplichting in aftrek te kunnen brengen, vereist is dat V een aanspraak op uitkeringen had, die aanspraak heeft prijsgegeven en daartegenover recht heeft gekregen op een door M te verrichten vervangende betaling. Voor de ontvangst van de Mahr heeft V geen recht op alimentatie. Volgens de Hoge Raad is daarom geen sprake van een afkoopsom als bedoeld in art. 6.3 lid 1 aanhef en onderdeel b Wet IB 2001. De door M betaalde Mahr kan niet in aftrek worden gebracht.