Datacentrum geen onroerendezaakrechtspersoon nu aanbieden ICT-diensten voor afnemers voorop staat

X BV exploiteert via haar dochter C BV twee datacenters. Deze bestaan uit een datavloer en een technische ruimte. Klanten kunnen op de datavloer hun ICT-apparatuur plaatsen. C BV levert bewerkte stroom en zorgt voor optimale omstandigheden voor het functioneren van de apparatuur en internetverbinding. De vergoeding die C BV ontvangt is afhankelijk van de hoeveelheid afgenomen stroom.
X BV verwerft een aandeel in zichzelf. Volgens de Inspecteur is deze verkrijging belast met overdrachtsbelasting (verkrijging van een aandeel in een onroerendezaaklichaam in de zin van art. 4 WBR).
In cassatie is uitsluitend in geschil of X BV voldoet aan de doeleis van art. 4 WBR. Bij de beoordeling van die vraag heeft het Hof het volgende in aanmerking genomen: (i) de omvang van de andere diensten, (ii) de aard van die diensten, (iii) de samenstelling van de prijs en (iv) de verhouding tussen de investeringen in de grond en gebouwen en die in de techniek. Volgens de A-G is beslissend welke prestatie vanuit de afnemer bezien voorop staat: de overige diensten of de exploitatie van onroerende zaken. De door het Hof gehanteerde criteria geven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het oordeel van het Hof dat de overige diensten voorop staan en X BV niet voldoet aan de doeleis, is voldoende gemotiveerd. De A-G concludeert tot ongegrond verklaren van het cassatieberoep.