Fictieve onroerende zaken (art. 4 WBR)
1 InleidingDe verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken is belast met overdrachtsbelasting (art. 2 lid 1 WBR). De heffing van overdrachtsbelasting zou eenvoudig kunnen worden ontlopen door de onroerende zaken in te brengen in een rechtspersoon, bijvoorbeeld een BV. Weliswaar is over de inbreng in de BV overdrachtsbelasting verschuldigd (tenzij een beroep kan worden gedaan op een vrijstelling), maar een daarop volgende verkrijging van de aandelen in de BV zou zonder nadere regeling…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Artikel 4
Artikel 4
1 Als zaken als bedoeld in artikel 2 worden mede aangemerkt (fictieve onroerende zaken):
a. aandelen in een rechtspersoon, waarvan de bezittingen op het tijdstip van de verkrijging of op enig tijdstip in het daaraan voorafgaande jaar grotendeels bestaan of hebben bestaan uit onroerende zaken en tegelijkertijd ten minste 30% van de bezittingen bestaat of heeft bestaan uit in Nederland gelegen onroerende zaken, mits de onroerende zaken, als geheel genomen, op dat tijdstip geheel of hoofdzakelijk dienstbaar zijn of waren aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van die onroerende zaken;
b. rechten van lidmaatschap van verenigingen of coöperaties, indien in die rechten is begrepen het recht op uitsluitend of nagenoeg uitsluitend gebruik van een in Nederland gelegen gebouw of van een gedeelte daarvan dat blijkens zijn inrichting is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt.
2 Voor de toepassing van het eerste lid worden onder onroerende zaken mede verstaan fictieve onroerende zaken, rechten waaraan onroerende zaken of fictieve onroerende zaken zijn onderworpen, alsmede de economische eigendom van deze zaken of rechten.
3 Bij toepassing van het eerste lid, onderdeel a, wordt ter zake van de verkrijging van aandelen alleen belasting geheven wanneer de verkrijger met inbegrip van de reeds aan hem toebehorende aandelen en ingevolge dezelfde of een samenhangende overeenkomst nog te verkrijgen aandelen:
a. als natuurlijk persoon, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie of een verbonden lichaam, voor ten minste een derde gedeelte, en, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, voor meer dan zeven percent belang in de rechtspersoon heeft;
b. als rechtspersoon, al dan niet tezamen met een verbonden lichaam of een verbonden natuurlijk persoon, voor ten minste een derde gedeelte belang in de rechtspersoon heeft.
4 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a:
a. heeft, wanneer een rechtspersoon, al dan niet tezamen met een tot hetzelfde concern als gedefinieerd krachtens artikel 15, eerste lid, onderdeel h, behorend lichaam, of met een natuurlijk persoon die, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot of zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie, een geheel of nagenoeg geheel belang heeft in de rechtspersoon, voor ten minste een derde gedeelte een belang bezit of heeft bezeten in een ander lichaam, bij het bepalen van zijn bezittingen naar evenredigheid toerekening plaats van de bezittingen en schulden van het andere lichaam;
b. worden, na toepassing van de toerekening uit onderdeel a, vorderingen van de rechtspersoon op de verkrijger of op met de rechtspersoon of de verkrijger verbonden lichamen en verbonden natuurlijke personen als bedoeld in het derde, zesde, zevende of achtste lid van dit artikel, niet tot de bezittingen gerekend, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat deze vorderingen voortvloeien of voortvloeiden uit een bij de aard en omvang van de rechtspersoon en de verkrijger, of daarmee verbonden lichamen of natuurlijke personen, passende normale bedrijfsuitoefening;
c. worden, na toepassing van de toerekening uit onderdeel a, bezittingen van de rechtspersoon, andere dan onroerende zaken en de vorderingen bedoeld in onderdeel b, bij aanwezigheid van schulden van de rechtspersoon aan de verkrijger of aan met de rechtspersoon of de verkrijger verbonden lichamen of verbonden natuurlijke personen als bedoeld in het derde, zesde, zevende of achtste lid van dit artikel, geacht te zijn gefinancierd door die schulden en worden die bezittingen in zoverre niet in aanmerking genomen, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat deze bezittingen voortvloeien of voortvloeiden uit een bij de aard en omvang van de rechtspersoon en de verkrijger, of daarmee verbonden lichamen of natuurlijke personen, passende normale bedrijfsuitoefening.
5 Voor de toepassing van het derde en vierde lid:
a. wordt onder degene die een belang heeft mede verstaan degene die, anders dan als pandhouder, rechthebbende is op rechten waaraan het in dat lid bedoelde belang is onderworpen, alsmede degene die rechthebbende is op de economische eigendom van dat belang. Deze rechten en economische eigendom worden geacht een belang in de rechtspersoon te vertegenwoordigen dat overeenstemt met het belang dat kan worden toegekend aan de aandelen waarop ze betrekking hebben;
b. worden de volgende verkrijgingen beschouwd als te hebben plaatsgehad ingevolge dezelfde of een samenhangende overeenkomst:
1°. verkrijgingen binnen een tijdsverloop van twee jaren door dezelfde verkrijger als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, zijn echtgenoot, zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en door een lichaam waarin hij, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot en zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie, een geheel of nagenoeg geheel belang heeft;
2°. verkrijgingen binnen een tijdsverloop van twee jaren door dezelfde verkrijger als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, en door een tot hetzelfde concern als gedefinieerd krachtens artikel 15, eerste lid, onderdeel h, behorend lichaam;
c. wordt ter vaststelling van het belang van de verkrijger, bij:
– samenloop van middellijk belang via een verbonden lichaam met het belang van het verbonden lichaam, uitsluitend het belang van het verbonden lichaam in aanmerking genomen;
– samenloop van middellijk belang van een verbonden lichaam of een verbonden natuurlijk persoon via de verkrijger met het belang van de verkrijger, uitsluitend het belang van de verkrijger in aanmerking genomen; en
– samenloop van belang bij wege van economische eigendom met belang bij wege van juridische eigendom, dan wel van blote eigendom met vruchtgebruik, het belang slechts eenmaal in aanmerking genomen.
6 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel a, wordt als een met de verkrijger verbonden lichaam aangemerkt een lichaam waarin de verkrijger, zijn echtgenoot of zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie, al dan niet tezamen, voor ten minste een derde gedeelte belang heeft.
7 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, wordt als een met de verkrijger verbonden lichaam aangemerkt:
a. een lichaam waarin de verkrijger voor ten minste een derde gedeelte belang heeft;
b. een lichaam dat voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de verkrijger;
c. een lichaam waarin een derde, zijn echtgenoot of zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie, al dan niet tezamen, voor ten minste een derde gedeelte belang heeft, terwijl deze derde al dan niet tezamen met zijn echtgenoot of zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie tevens voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de verkrijger.
8 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, wordt als een met de verkrijger verbonden natuurlijk persoon aangemerkt een natuurlijk persoon die, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot en zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie, voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de verkrijger of in een met de verkrijger verbonden lichaam, alsmede de echtgenoot van deze persoon en de bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie van deze persoon.
9 De rechtspersonen, bedoeld in het eerste lid, zijn gehouden met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels bij aangifte de gegevens te verstrekken waarvan de kennisneming van belang kan zijn voor de heffing van de belasting. Met betrekking tot deze verplichtingen blijft artikel 53, derde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen buiten toepassing.
10 Voor de toepassing van dit artikel is artikel 2, zevende lid, van overeenkomstige toepassing.
11 Onder aandelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het derde lid worden mede verstaan rechten uit bestaande aandelen.
Kennisdossiers
Titel | Categorie |
---|---|
Titel Economische eigendomsoverdracht | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Aandelenoverdracht | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Certificering en decertificering | Categorie Ondernemingsrecht |
Titel Ficties | Categorie Belastingrecht |
Titel Kennisgroepstandpunten Overdrachtsbelasting | Categorie Belastingrecht |
Nieuws
Rechtspraak
Wetsvoorstellen
Titel | Dossiernr. | Status | Samenvatting |
---|---|---|---|
Wetsvoorstel vastgoedaandelentransacties | Dossiernr. nog niet bekend | Status Consultatie gesloten | Samenvatting - |
Overige fiscale maatregelen 2014 | Dossiernr. 33753 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Belastingplan 2011 | Dossiernr. 32504 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Overige fiscale maatregelen 2008-1 | Dossiernr. 31206 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Belastingplan 2008 | Dossiernr. 31205 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Wijziging van de Wet op belastingen van rechtsverkeer en de Natuurschoonwet 1928 | Dossiernr. 27030 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Beleidsbesluiten
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-06-2023 | Nummer 2023-0000143537 | Samenvatting Het eerder dit jaar ter consultatie aangeboden wetsvoorstel op grond waarvan de samenloopvrijstelling overdrachtsbelasting… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-04-2021 | Nummer 2021-64140 | Samenvatting Op 23 april 2021 is een nieuw besluit gepubliceerd inzake het belastbare feit in de overdrachtsbelasting. Het besluit vervan… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-03-2006 | Nummer DV 2006-00192 U | Samenvatting |
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-10-2015 | Nummer BLKB 2015/794M | Samenvatting Dit besluit bevat het beleid over het belastbaar feit in de overdrachtbelasting. Het besluit vervangt het besluit van 3 juni… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 03-06-2014 | Nummer BLKB/2014/194M | Samenvatting Op 4 juni 2014 is het besluit ‘Overdrachtsbelasting. Belastbaar feit’ in werking getreden. Het bevat drie nieuwe… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 04-09-2012 | Nummer BLKB2012/101M | Samenvatting Dit beleidsbesluit is ingetrokken bij besluit van 9 maart 2018 (nr 2018-27139).Het beleidsbesluit inzake de aanmerkelijkbela… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 14-12-2011 | Nummer BLKB2011/1803M | Samenvatting Aandacht wordt besteed aan de fiscale gevolgen van de invoering van de derde tranche. | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-06-2011 | Nummer BLKB2011/137M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 09-08-2007 | Nummer CPP2007/1355M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 23-11-2006 | Nummer CPP2006/2674M | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 18-07-1991 | Nummer VB1991/1044 | Samenvatting Goedgekeurd wordt onder meer dat met de mogelijkheid van tussentijdse herziening van canon door middel van een schatting gee… |
Literatuur
Titel | Auteur(s) | Bron |
---|---|---|
Titel Oude Kennisgroepstandpunten overdrachtsbelasting | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2024/16 |
Titel De doeleis van art. 4 WBRV in groepsverband | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2024/9 |
Titel Inkoop van eigen aandelen door een onroerendezaakrechtspersoon (overdrachtsbelasting) | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron FBN 2024/8 |
Titel Zelfgekweekte goodwill en de bezitseis van art. 4 WBR | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2023/35 |
Titel Doorkijkbenadering in de overdrachtsbelasting | Auteur(s) A. Rozendal | Bron WPNR 2023/7404 |
Titel Verkoopregulerende bedingen bij de verkrijging van aandelen | Auteur(s) M. Albers | Bron FBN 2023/5 |
Titel De doeleis en toerekeningsbepaling van art. 4 Wet BRV 1970 een lastige combinatie | Auteur(s) A. Rozendal | Bron WPNR 2023/7400 |
Titel Reactie op: De doeleis en toerekeningsbepaling van art. 4 Wet BRV 1970; een lastige combinatie | Auteur(s) P.G.H. Albert | Bron WPNR 2023/7408 |
Titel De belang- en doeleis van art. 4 WBRV | Auteur(s) J.C. van Straaten | Bron VGFC 2021/7 |
Titel Twee recente arresten inzake artikel 4 WBRV | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2021/32 |
Titel Enkele perikelen rondom de toerekeningsbepaling in art. 4 WBRV | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2020/63 |
Titel De BOF-arresten van april 2016 | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2016/24 |
Titel Artikel 4 WBR | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2015/15 |
Titel Schenking of vererving van aandelen in vastgoedvennootschappen | Auteur(s) A. Rozendal | Bron FBN 2015/64 |
Titel De toegenomen reikwijdte van art. 4 WBR | Auteur(s) A. Rozendal | Bron WPNR 2015/7060 |
Titel Recente uitspraken over meer dan normaal vermogensbeheer bij vastgoed | Auteur(s) M.J. Hoogeveen | Bron FBN 2014/46 |
Titel Bedrijfsopvolging en vastgoed: mission impossible? | Auteur(s) N.M.P. Govers-de Louw, J.H.J. Jansen | Bron WPNR 2014/7032 |