Startersvrijstelling (Art. 15.1.p WBR)
1 InleidingMet de invoering van de Wet differentiatie overdrachtsbelasting per 1 januari 2021 werd de Wet op belastingen van rechtsverkeer op een aantal punten gewijzigd, waaronder de invoering van een vrijstelling voor de verkrijging van een woning door 'starters' in art. 15 lid 1 onder p WBR. De wetgever had met de invoering van deze vrijstelling het oogmerk de woningmarktpositie van koopstarters op de woningmarkt te verbeteren. Andere belangrijke wijzigingen van de Wet differentiat…
Verder lezen?
Om dit document te kunnen bekijken, moet u ingelogd zijn.
Geen inloggegevens?
Heeft u nog geen inloggegevens, dan kunt u een abonnement afsluiten.
Bent u werkzaam op het notariële en/of fiscale werkterrein en wilt u het gebruik van Via Juridica ervaren?
Vraag een gratis proefabonnement aan en probeer Via Juridica één maand uit!
Voor (voltijd)studenten is een gratis studentenabonnement beschikbaar.
Gebruikers van Via Juridica
Bekijk alleWet- en regelgeving
Artikel 15
Artikel 15
1 Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden is van de belasting vrijgesteld de verkrijging:
a. krachtens een levering als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet op de omzetbelasting 1968 of een dienst als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, slotalinea, van die wet ter zake waarvan omzetbelasting is verschuldigd, tenzij het goed als bedrijfsmiddel is gebruikt en de verkrijger de omzetbelasting op grond van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 geheel of gedeeltelijk in aftrek kan brengen;
b. door een of meer kinderen, kleinkinderen, broers, zusters, of hun echtgenoten, van een ondernemer van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan diens onderneming die wat de bedrijfsvoering betreft, in haar geheel (al dan niet in fasen) door de verkrijger of verkrijgers wordt voortgezet. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt:
1°. met een kind gelijkgesteld een pleegkind;
2°. met een broer of zuster gelijkgesteld een halfbroer, halfzuster, pleegbroer of pleegzuster;
c. door de Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, de politie, een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Grondwet, een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen of een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, gevormd krachtens een door de Staat met een of meer andere publiekrechtelijke lichamen aangegane gemeenschappelijke regeling;
d. [vervallen;]
e. krachtens inbreng van een onderneming in een vennootschap, in de volgende gevallen:
1°. bij inbreng in een vennootschap die geen in aandelen verdeeld kapitaal heeft, mits:
– ter zake van de inbreng de inbrenger wordt bijgeschreven op de kapitaalrekening van de vennootschap voor een bedrag dat ten minste 90 percent is van de waarde van het vermogen van de ingebrachte onderneming; en
– de ingebrachte onderneming niet heeft behoord tot het vermogen van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, tenzij deze rechtspersoon verschillende ondernemingen bezit of heeft bezeten en de bezittingen van de ingebrachte onderneming niet zouden leiden tot het aanmerken van de rechtspersoon als een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, wanneer de ingebrachte onderneming de enige onderneming van de rechtspersoon zou zijn.
Onder kapitaalrekening wordt verstaan de rekening op de balans van de vennootschap waarop de deelgerechtigdheid van de vennoot in het vermogen van de vennootschap wordt opgenomen;
2°. bij omzetting van een niet in de vorm van een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gedreven onderneming in een wel in zodanige vorm gedreven onderneming, mits de oprichters van de vennootschap in het aandelenkapitaal geheel of nagenoeg geheel in dezelfde verhouding gerechtigd zijn als in het vermogen van de omgezette onderneming;
f. krachtens verdeling of vereffening in de volgende gevallen:
1°. verdeling der goederen van een maatschap of vennootschap die geen rechtspersoon is, door de inbrenger of iemand die als rechtverkrijgende onder algemene titel van de inbrenger een aandeel had in het hem toegedeelde goed, mits het toegedeelde goed in de vennootschap was ingebracht met toepassing van de vrijstelling, bedoeld in onderdeel e;
2°. vereffening van het vermogen van een rechtspersoon met toepassing van artikel 14c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
g. krachtens verdeling van een gemeenschap tussen samenwoners, voor zover de gemeenschap waarin de ene is gerechtigd voor ten minste 40 percent en de andere voor ten hoogste 60 percent, is ontstaan door een gezamenlijke verkrijging en de toedeling geschiedt aan een van de verkrijgers of iemand die als rechtverkrijgende onder algemene titel van een verkrijger in het toegedeelde goed was gerechtigd;
h. bij fusie, splitsing, interne reorganisatie en taakoverdracht tussen verenigingen als bedoeld in artikel 6.33, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of algemeen nut beogende instellingen;
i. van een zaak die is aangebracht door of in opdracht en voor rekening van de verkrijger of zijn rechtsvoorganger onder algemene titel;
j. van bodembestanddelen, zoals zand, grind, veen en terpaarde, welke ingevolge beding geacht worden niet te zijn verkregen;
k. bedoeld in de artikelen 49, 56, 85, tweede lid, 89, tweede lid, en 103, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 52, 58 en 101, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 3.33 en 6.13, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, de artikelen 2.13 en 16.16 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en artikel 2.1.5 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, alsmede verkrijgingen waarvoor de vervreemder de in artikel 106, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 104, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 6.16, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 vereiste toestemming heeft verkregen, een en ander voorzover het verkregene voor onderwijs is bestemd;
l. krachtens de Wet inrichting landelijk gebied en afdeling 12.4 en artikel 12.47 in samenhang met artikel 12.44 van de Omgevingswet;
m. door het bureau beheer landbouwgronden;
n. van woningen door een in Nederland gevestigde landelijke werkende toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Woningwet, die geen winstoogmerk heeft en die hoofdzakelijk tot doel heeft de aankoop van woningen van andere toegelaten instellingen die betrokken zijn bij stedelijke herstructurering en de verkoop van deze woningen aan natuurlijke personen.
De bepaling is van toepassing voorzover de andere toegelaten instellingen de bij de verkoop van woningen aan de landelijk werkende toegelaten instelling verkregen middelen binnen zeven kalenderjaren na het einde van het kalenderjaar waarin de woningen zijn verkocht, investeren ter bevordering van de stedelijke herstructurering. Bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst kunnen voorwaarden worden gesteld inzake toepassing van de bepaling. Voorzover de bedoelde investering niet uiterlijk binnen de genoemde termijn heeft plaatsgevonden, is de belasting alsnog verschuldigd op het tijdstip van het verstrijken van die termijn;
o. door in Nederland gevestigde lichamen die de bevordering van stedelijke herstructurering ten doel hebben, dan wel, indien die lichamen geen rechtspersoonlijkheid hebben, door de vennoten van die lichamen. Deze bepaling is van toepassing in bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst aan te wijzen gevallen onder daarbij te stellen voorwaarden;
oa. na voltooiing van een stedelijke herstructurering als bedoeld in onderdeel o, van onroerende zaken van een lichaam als bedoeld in onderdeel o, door degenen die de onroerende zaken met toepassing van de vrijstelling, bedoeld in onderdeel o, hebben ingebracht in dat lichaam of met toepassing van onderdeel o zoals dat luidde tot en met 31 december 2002 hebben ingebracht in een samenwerkingsverband dat na die datum is aangemerkt als een zodanig lichaam, dan wel, indien de verkrijgers behoren tot de kring van oprichters van het lichaam, van die onroerende zaken tot het beloop van hun gerechtigdheid in het lichaam;
p. van een woning of rechten waaraan deze is onderworpen of van rechten van lidmaatschap als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, voor zover deze laatste rechten betrekking hebben op een woning, en de gelijktijdige verkrijging van de tot die woning behorende aanhorigheden, indien:
1°. de verkrijger een meerderjarig natuurlijk persoon jonger dan vijfendertig jaar is;
2°. de verkrijger deze vrijstelling niet eerder heeft toegepast en dit overeenkomstig artikel 15a, voorafgaand aan de verkrijging duidelijk, stellig en zonder voorbehoud verklaart in een schriftelijke verklaring; en
3°. de verkrijger de verkregen woning of rechten waaraan deze is onderworpen na de verkrijging anders dan tijdelijk als hoofdverblijf gaat gebruiken en dit overeenkomstig artikel 15a, voorafgaand aan de verkrijging duidelijk, stellig en zonder voorbehoud verklaart in een schriftelijke verklaring;
4°. het totaal van de waarde van de woning of rechten waaraan deze is onderworpen en tot die woning behorende aanhorigheden niet uitkomt boven € 510.000;
q. van ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop. Onder cultuurgrond wordt mede begrepen de ondergrond van glasopstanden. De belasting die door toepassing van deze bepaling niet is geheven, is alsnog verschuldigd indien de exploitatie als zodanig niet gedurende ten minste tien jaren wordt voortgezet. De vorige volzin is niet van toepassing indien binnen de aldaar bedoelde termijn de cultuurgrond door overheidsbeleid aan de landbouw wordt onttrokken ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van natuur en landschap;
r. krachtens herstel als is bedoeld in artikel 19;
s. van natuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop, waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel duurzaam zijn afgestemd op het behoud en de ontwikkeling van natuur en landschap. De belasting die door toepassing van deze bepaling niet is geheven, is alsnog verschuldigd indien binnen tien jaren na de verkrijging niet langer sprake is van natuurgrond. De vorige volzin is niet van toepassing indien binnen de aldaar bedoelde termijn de natuurgrond wordt omgezet in cultuurgrond als bedoeld in onderdeel q en als zodanig gedurende de rest van deze termijn bedrijfsmatig geëxploiteerd blijft;
t. van een woning of rechten waaraan deze is onderworpen, of van rechten van lidmaatschap als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, voor zover deze laatste rechten betrekking hebben op een woning mits deze, wordt verkregen van een natuurlijk persoon, de verkrijging voortvloeit uit een verkoopregulerend beding bij de eerdere verkrijging dat een terugkooprecht of een terugkoopverplichting inhoudt en de verkrijger de vervreemder was bij die eerdere verkrijging. De vervreemder bij de eerdere verkrijging kan ook een rechtsvoorganger van de verkrijger zijn;
u. door Staatsbosbeheer van objecten, als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer, niet zijnde bedrijfsondersteunende onroerende zaken;
v. [vervallen;]
w. [vervallen;]
x. krachtens uitoefening van een wilsrecht als bedoeld in de artikelen 19 , 20, 21 en 22 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, voorzover de totale waarde van de verkrijging uit de nalatenschap niet meer bedraagt dan het bedrag van de geldvordering, bedoeld in artikel 13, derde lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek, vermeerderd met de rentevergoeding waarmee ingevolge artikel 1, derde lid, van de Successiewet 1956 voor de heffing van erfbelasting rekening is gehouden. Voor de toepassing van de vorige volzin blijft bij het bepalen van de waarde van een verkrijging een door de ouder of stiefouder op grond van artikel 19, onderscheidenlijk artikel 21, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek voorbehouden vruchtgebruik buiten beschouwing;
y. van een net gelegen in, op of boven de grond, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie, of van informatie.
2 Ingeval bodembestanddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, of de waarde daarvan alsnog aan de verkrijger ten goede komen, wordt zulks beschouwd als een verkrijging in de zin van artikel 2.
3 Verwijdering van zaken die ingevolge een beding of krachtens de wet nog na de verkrijging mogen worden weggenomen wordt, indien die verwijdering plaatsvindt binnen drie maanden na de verkrijging, ten aanzien van die zaken beschouwd als de vervulling van een aan de verkrijging verbonden ontbindende voorwaarde, mits zij of hun waarde niet aan de verkrijger zijn ten goede gekomen.
4 De in het eerste lid bedoelde vrijstellingen zijn niet van toepassing in gevallen waarin de verkrijging plaatsvindt krachtens een levering of dienst in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 ter zake waarvan omzetbelasting is verschuldigd, indien de vergoeding, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van die wet, tezamen met de verschuldigde omzetbelasting, lager is dan de waarde, bedoeld in artikel 9, en de verkrijger de omzetbelasting op grond van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 niet of niet nagenoeg geheel in aftrek kan brengen.
Voor de toepassing van deze bepaling wordt de waarde ten minste gesteld op de kostprijs van de onroerende zaak of van de zaak waarop het recht of de dienst betrekking heeft, met inbegrip van de omzetbelasting, zoals die zou ontstaan bij de voortbrenging door een onafhankelijke derde op het tijdstip van de verkrijging.
5 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel e, onder 1°, wordt onder waarde van het vermogen van de ingebrachte onderneming mede verstaan de boekwaarde van dat vermogen, zoals die geldt voor de heffing van inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting, in gevallen waarin de ondernemer inbrengt met voorbehoud van stille reserves.
6 In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, is de vrijstelling eveneens van toepassing indien:
a. het goed als bedrijfsmiddel is gebruikt en de verkrijger de omzetbelasting op grond van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 geheel of gedeeltelijk in aftrek kan brengen;
b. de verkrijging plaatsvindt binnen zes maanden na het tijdstip van de eerste ingebruikneming of de eerdere ingangsdatum van een verhuur van dat goed; en
c. de verkrijging wordt opgenomen in een notariële akte die wordt verleden binnen de termijn waarbinnen de verkrijging dient plaats te vinden.
7 Bij algemene maatregel van bestuur kan in afwijking van het zesde lid tijdelijk een afwijkende termijn worden vastgesteld indien de ontwikkelingen van de vastgoedmarkt daartoe aanleiding geven. Voor zover nodig kan daarbij worden voorzien in overgangsrecht.
8 In afwijking van het eerste lid, onderdelen p en t, is de vrijstelling niet van toepassing op de verkrijging van economische eigendom of de verkrijging van aandelen, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a.
9 Indien ter zake van een verkrijging een vrijstelling als bedoeld in het eerste of zesde lid wordt toegepast, wordt met betrekking tot die verkrijging aangifte gedaan. Indien met betrekking tot die verkrijging een notariële akte wordt opgemaakt, wordt, in afwijking in zoverre van de vorige zin, aangifte gedaan met overeenkomstige toepassing van artikel 18.
10 Bij het begin van het kalenderjaar wordt bij ministeriële regeling het bedrag, genoemd in het eerste lid, onderdeel p, onder 4°, met ingang van 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar vervangen door een ander bedrag. Het bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te delen door de factor iw, bedoeld in artikel 10.3, vijfde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001. Het aldus berekende bedrag wordt rekenkundig afgerond op € 5.000.
Kennisdossiers
Titel | Categorie |
---|---|
Titel Economische eigendomsoverdracht | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Starters op de woningmarkt | Categorie Registergoederenrecht |
Titel Kennisgroepstandpunten Overdrachtsbelasting | Categorie Belastingrecht |
Titel Vrijstellingen overdrachtsbelasting | Categorie Belastingrecht |
Nieuws
Rechtspraak
Titel | Instantie | Datum | Nummer |
---|---|---|---|
School is onvoldoende verbouwd tot woning | Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant | Datum 16-10-2024 | Nummer ECLI:NL:RBZWB:2024:7025 |
Startersvrijstelling van toepassing omdat koopsom beneden de woningwaardegrens wel WEV weergeeft | Instantie Gerechtshof Den Haag | Datum 03-07-2024 | Nummer ECLI:NL:GHDHA:2024:1434 |
Verhuisplannen stonden niet in de weg aan verlaagd tarief en startersvrijstelling | Instantie Rechtbank Zeeland-West-Brabant | Datum 12-06-2024 | Nummer ECLI:NL:RBZWB:2024:3944 |
2%-tarief niet van toepassing omdat verkoper maximaal 2 jaar in woning mag blijven wonen | Instantie Rechtbank Den Haag | Datum 12-10-2023 | Nummer ECLI:NL:RBDHA:2023:16445 |
Het voor de startersvrijstelling geldende leeftijdscriterium is niet discriminatoir | Instantie Gerechtshof 's-Hertogenbosch | Datum 11-10-2023 | Nummer ECLI:NL:GHSHE:2023:3289 |
Leeftijdsvereiste voor toepassing startersvrijstelling is niet discriminatoir | Instantie Rechtbank Gelderland | Datum 07-06-2022 | Nummer ECLI:NL:RBGEL:2022:2814 |
Wetsvoorstellen
Titel | Dossiernr. | Status | Samenvatting |
---|---|---|---|
Fiscale verzamelwet 2025 | Dossiernr. 36605 | Status In behandeling bij de Tweede Kamer | Samenvatting - |
Belastingplan 2023 | Dossiernr. 36202 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Wet differentiatie overdrachtsbelasting | Dossiernr. 35576 | Status In werking getreden | Samenvatting - |
Beleidsbesluiten
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 19-12-2023 | Nummer 2023-0000270123 | Samenvatting In artikel I van de Bijstellingsregeling indirecte belastingen en de Provinciewet 2024 is de nieuwe woningwaardegrens bekend… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 02-03-2023 | Nummer 2023-2 | Samenvatting Het beleidsbesluit van 2 maart 2023 (nr. 2023-2) actualiseert en vervangt het besluit van 22 september 2022 (nr. 2022-1). In… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 28-12-2021 | Nummer 2021-0000234981 | Samenvatting In de Bijstellingsregeling van 28 december 2021 is onder andere opgenomen dat het bedrag van de woningwaardegrens voor… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 17-12-2021 | Nummer 2021-0000228261 | Samenvatting In dit besluit zijn een aantal wijzigingen opgenomen van enkele uitvoeringsbesluiten. De wijzigingen vloeien onder andere vo… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 16-11-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting X, jonger dan 35 jaar, verkrijgt op 1 juni 2021 bij akte van schenking en levering een woning met een waarde van minder dan… | |
Instantie KNB | Datum 02-11-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 15-07-2021 | Nummer 2021-140430 | Samenvatting In een beleidsbesluit van 15 juli 2021 heeft de Staatssecretaris van Financiën vragen en antwoorden opgenomen met betre… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-07-2021 | Nummer Stb. 2021, nr 357 | Samenvatting De wetgever heeft besloten tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (UB BRV) in verband met ve… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 07-04-2021 | Nummer 2021-0000066157 | Samenvatting In een casus waarbij FBN Juristen betrokken is geweest, heeft het Ministerie van Financiën met toepassing van de hardhe… | |
Instantie Belastingdienst | Datum 22-03-2021 | Nummer (geen nummer) | Samenvatting Op 22 maart 2021 heeft de Belastingdienst een document met vragen en antwoorden gepubliceerd over de startersvrijstelling en… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 30-10-2020 | Nummer 2020-0000207315 | Samenvatting In deze brief zijn - mede namens de minister van Economische Zaken en Klimaat, de minister van Binnenlandse Zaken en Ko… |
Titel | Instantie | Datum | Nummer | Samenvatting |
---|---|---|---|---|
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 22-09-2022 | Nummer 2022-1 | Samenvatting Voor de toepassing van het verlaagde tarief of de startersvrijstelling dient de verkrijger van een woning op grond van de te… | |
Instantie Ministerie van Financiën | Datum 29-06-2021 | Nummer 2021-121034 | Samenvatting Als gevolg van de invoering van de Wet differentiatie overdrachtsbelasting per 1 januari 2021 geldt voor de verkrijging van… |
Literatuur
Titel | Auteur(s) | Bron |
---|---|---|
Titel Economische eigendomsoverdracht en overdrachtsbelasting | Auteur(s) A.H. van Huffelen | Bron PE Notariaat 2023/12 |
Titel Een startende erfpachter | Auteur(s) M. Albers | Bron FBN 2021/7 |
Titel De aansprakelijkheden van de notaris onder de Wet differentiatie overdrachtsbelasting | Auteur(s) T.F.H. Reijnen | Bron FBN 2021/11 |
Titel De Wet differentiatie overdrachtsbelasting | Auteur(s) C. van Pelt | Bron FTV 2021/23 |
Titel Het wetsvoorstel Wet differentiatie overdrachtsbelasting en de notariële praktijk | Auteur(s) M.M. van der Wal, D.W. Wumkes | Bron VGFC 2020/19 |
Titel Differentiatie in het tarief van de overdrachtsbelasting: niet doen! | Auteur(s) J.P.M. Stubbé | Bron FBN 2020/46 |
Titel Alle seinen op rood voor een gedifferentieerd overdrachtsbelastingtarief | Auteur(s) A. Rozendal | Bron WFR 2020/183 |
Titel Opschieten of even wachten; voorgestelde wijziging tarieven overdrachtsbelasting | Auteur(s) R.N.G. van der Paardt | Bron WPNR 2020/7303 |